De vrolyke Nederlander, zingende met zyn incréable meisje de hedendaagsche liederen(1800)–Anoniem Vrolyke Nederlander, zingende met zyn incréable meisje de hedendaagsche liederen, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 37] [p. 37] De klaagende Minnaar, over de dood van zyn Minnaares. Op een Aangenaame Wys. 1. Hemel! hoe zyt gy op myn lief zo straf? Die in het schoonste van haar dagen, Moest trekken naar het duister graf, Ach hemel! ik moet haar lot beklagen, Zy die in 't schoonste van haar jeugt, En is voor haaren tyd gestorven, Haar lichaam teer vol eer en deugd, Is nu geworden aas der wormen. 2. ô Dood! benydster van ons min, U wreedheid rukt my uit myn armen, Myn schoonste lief myn hart vrindin, Die zonder min zo haast moet sterven ô Goôn! wat heeft die maagd misdaan? Dat gy haar niet langer laat leeven, Laat myn haar lot ook ondergaan, Want nu verdriet my doch het leeven. 3. Wat ogenblik! wat harden stond, Als zy myn sprak haar laatste woorden Met haaren bleek bestorven mond, [pagina 38] [p. 38] Het geen tot pyn en smert bekoorden. Minnaar weent niet staak u getraan, Ik moet u en 's waerelds goed verlaten Ik zien de dood al voor myn staan, U traanen kunnen tog niet baten. 4. Minnaar den laasten kus, ik voel Myn hart dat klopt, ik moet gaan scheiden, Daar is de dood met vreemd gewoel, Om naar de eewigheid te leiden Adieu minnaar! ik gaan van uw af, Dat myn dood u dagen niet verkorten, Vaart wel! nyst niet op myn graf, Of wil voor myn geen traanen storten 5. Zy sterft! ô myn schoonste teer, Ik zie haar geen lid meer verroeren, Ach lief ik hoor uw stem niet meer ô dood! gy komt myn hoop t' ontroeren Och Maagd! nu gy gestorven zyt, U afbeeld drukt ik in myn zinnen, Ik baan de min myn leevens tyd, Gaa ik voleinden zonder minnen. Vorige Volgende