De vrolyke muzikant
(1810)–Anoniem Vrolyke muzikant, De– Auteursrechtvrij
[pagina 3]
| |
Op een aangenaame wys.
1.
V rienden blijft een weinig staan,
En hoord dit aardig Lied eens aan,
Van een Meisje pertinent,
Hier in de Stad seer welbekend,
Zy wou dansen Carmeoole,
Vive la Son, Vive la Son,
Zy wou dansen Carmeoole,
Vive la Son, Met een Canon.
2.
Een Schipper sprak dat Meisje aan,
En vroeg of sy met hem wou gaan,
Om te gaan voor haar plaisier,
Met hem een reisje aan de zwier,
Om te dansen Carmeoole,
Vive la Son, Vive la Son,
Om te dansen Carmeoole,
Vive la Son, Met een Canon.
| |
[pagina 4]
| |
3.
Het Meisje was terstond te vree
En sy ging met den Schipper mee,
En se sijn sonder abuis,
Zamen gegaan naar een speelhuis,
Om te dansen Carmeoole,
Vive la Son, Vive la Son,
Om te dansen Carmeoole,
Vive la Son, Met een Canon.
4.
Toen sprak de Schipper het Meisje aan,
Wel Dogter dat kan so niet gaan,
Kom gaat met my het huis nu uit,
En gaat met my naar mijn Schuit,
Daar sullen wy dansen van Carmeoole,
Vive la Son, Vive la Son,
Daar sullen wy dansen van Carmeoole,
Vive la Son, Met een Canon.
5.
Maar s'anderendaags den dag kwam aan,
Toen sijn se beide opgestaan,
Het Meisje sprak soo meenig keer,
Ik verlaat u nimmermeer,
Gy kunt soo goed Carmeoole,
Vive la Son, Vive la Son,
Gy kunt soo goed Carmeoole,
Vive la Son, Met een Canon.
6.
Maar soo een korten tijd daar na,
Zoo sprak de Moeder haar Dogter dra,
Wel kind mijn dunkt dat gy gaat zwaar,
Want u oogen staan soo raar,
Hebt gy gehad van Carmeoole,
Vive la Son, Vive la Son,
Hebt gy gehad van Carmeoole,
Vive la Son, Met een Canon.
| |
[pagina 5]
| |
7.
Og Moeder ik heb soo'n aardige dief,
Zonder te liegen ik heb hem soo lief,
Hy nam my vriendelijk by de hand,
En bragt my op het ledikant,
En gaf my daar van Carmeoole,
Vive la Son, Vive la Son,
En gaf my daar van Carmeoole,
Vive la Son, Met een Canon.
8.
De Moeder wierd so kwaad en gram,
En greep daadelijk na de tang,
En sy ging deftig aan het slaan,
En sy Beest wat hebt gy gedaan,
Hebt gy gedanst van Carmeoole,
Vive la Son, Vive la Son,
Hebt gy gedanst van Carmeoole,
Vive la Son, Met een Canon.
9.
Maar toe sprak daar dat Meisje siet,
Ach! Moeder vergeet u eigen niet,
Want toen Vader was na Zee,
Toen ging gy met de Schipper mee,
Toe danste gy van Carmeoole,
Vive la Son, Vive la Son,
Toe danste gy van Carmeoole,
Vive la Son, Met een Canon.
10.
Wel Dogter hoe bent gy so assurant,
Gy brengt u eigen in de schand,
Kom gaat met mijn na de Vent,
Ik sal sien of ik hem niet kent,
Ik sal hem leeren van Carmeoole,
Vive la Son, Vive la Son,
Ik sal hem leeren van Carmeoole,
Vive la Son, Met een Canon.
| |
[pagina 6]
| |
11.
Zy gingen samen na de Schuit,
Het Schippertje was de Stad al uit,
Toen bleef daar het Meisje staan,
Met haar oogen vol getraan,
Nu kan ik niet dansen van Carmeoole,
Vive la Son, Vive la Son,
Nu kan ik niet dansen van Carmeoole,
Vive la Son, Met een Canon.
12.
Dogter ik heb het u wel geseid,
Ach! Moeder lief het doet mijn spijt,
Vergeef het voor mijn voor dese keer,
Ik sal nooit of nimmermeer,
Dansen gaan van Carmeoole,
Vive la Son, Vive la Son,
Dansen gaan van Carmeoole,
Vive la Son, Met een Canon.
13.
Oorlof Meisjes wie gy sijt,
Als gy van een Schippertje word gevreid,
Gaat met hem nooit na de Schuit;
Want sy vaaren de Stad maar uit,
Dan kund gy dansen van Carmeoole,
Vive la Son, Vive la Son,
Nu kunt gy niet dansen van Carmeoole,
Vive la Son, Met een Canon.
|
|