De vrolyke zee-lieden, verheugd over de vrye zeevaart
(1800)–Anoniem Vrolyke zee-lieden, De– Auteursrechtvrij
[pagina 57]
| |
Zy scheen als geheel betoverd,
En zy beweend haar ongeluk,
Haar minnaar heeft haar verlaaten,
dat baard haar steeds een groot verdriet,
Ach moeder wat zal het my baaten,
Myn minnaar kent de liefde niet,
| |
2Ach trouwloos minnaar aluw poogen
Treft zeker myn verstand en zin,
Toont gy geen meerder mededoogen,
Met my ik vloek uw hart en min,
'k zal me niet meer op uw verlaaten,
Vaarwel ik schuuw uw als de dood,
'k zal zo lang ik leef uw haaten,
ô Minnaar gy zyt valsch en snood,
| |
3.Myn zuivre ziel tart alle smarten,
die my steeds worden aangedaan,
Ik kan hem nimmermeer van harten.
Zo als te voor, beminnen gaan,
ô neen ik zal het alles meiden,
Het huwelyk baard veeltyds verdriet,
'k zal my in myn staat verbleiden,
de vryheid kent zyn rykdom niet.
|
|