De vrolyke zee-lieden, verheugd over de vrye zeevaart
(1800)–Anoniem Vrolyke zee-lieden, De– Auteursrechtvrij2Laast wierd een Chirurgyn gehaald,
Maar raakte in zyn werk verdwaald
Hy zou een man klisteeren,
Hy haald zyn Scheermes voor den dag
Om hem de Baard te scheeren.
| |
3de man die sprak: hoe zo Mynheer,
| |
[pagina 40]
| |
Ik wagte na een goed klisteer,
Myn baard is nog aan 't groeijen,
Gy wagt nog wel een dag twee drie
Kom dan om hem te snoeije.
| |
4de Chirurgyn stond heel verbaasd,
En sprak ik had ook door de haast,
Myn Spuit en al vergeeten.
dat werk komt ons zeer zelden voor,
En ziet dat moet gy weetens
| |
5Hy ging dan wederom na huis,
En sprak dat is een droevig kruis,
Nu weder Aderlaaten.
Nog plysters smeeren voor die Meid
Haar Beenen zyn vol gaaten.
| |
6Terwyl dat ik dit werk verrigt,
dan is die oude Man veelligt
Aan zyn kwaal overleeden,
't Coliek dat is een drommels kwaad
Men moet veel tyd besteeden.
| |
7Nog mooijer grap die hij laatst had,
Een Meid moest daadlijk uit de Stad
Zij scheen aan twee te breeken,
Voor dat zij gong wou zij tog graag
de Chirurgijn eerst spreeken.
| |
8die man kwam daar ook aan 't huis,
| |
[pagina 41]
| |
En vond het werk al lang niet pluis,
Hij dogt dat zij moest baaren,
ô Neen! gij moest in uw practijk,
Al beter zijn ervaaren.
| |
9de Chirurgijn had ai weer gedaan,
Hij moest al weer vertrekken gaan,
En dagt dit practiseeren,
dat gaat tog niet, mijn moeste kunst
Bestaat in het Baardfcheeren.
| |
10doch alle Meesters zijn niet een,
de grootste snoevers in 't gemeen,
dat zijn de grootste prullen,
die om het houden van haarzwier
Hun beurs van andere vullen.
| |
11Een kundig Meester handeld regt,
Beziet de wond en overlegt,
wat dienstig hem kan weezen,
En ziet dan binnen korten tijd,
den Lijder ras geneezen.
| |
12Nu nog een Vaersje tot best uit,
'Er meer van te zegge is voorgeen duit
Veel hebben het ondervonden,
Als dat de zagte Chirurgijns.
die maaken stinkende wonden,
|
|