Afgeprijsd
Hoezeer onbenul en geborneerdheid een kunstenaar in de wielen kunnen rijden laat de brochure De vrijheid van de ontwerper zien (Van Gennep, f 5,90). De PTT gaf in juli 1984 aan grafisch ontwerper Jan Bons de opdracht tot het ontwerpen van postzegels voor de herdenking van de bevrijding. Bons ontwierp drie schitterende zegels, maar ze werden om onbegrijpelijke redenen afgekeurd. Stenen des aanstoots waren de zegels waarop een tekst van de anarchist Bakoenin (‘Ik ben pas werkelijk vrij als alle mensen om mij heen vrij zijn’) en een gescheurde vingerafdruk. Een commissie van oud-verzetslieden werd geraadpleegd, en naast bezwaren tegen ‘die gek die bommen gooide’ (Bakoenin) was het vooral de gescheurde vingerafdruk die problemen opriep. Men stelde voor het verzetskruis op een van de zegels af te beelden, en alleen al om zijn verzet daartegen verdient Jan Bons een ridderorde: de onderscheiding is een stijf, Pruisisch gemodelleerd eretekentje. IJverig begonnen de goedwillende leken in de commissie zelf te ontwerpen; aan de Indische oorlogsslachtoffers ‘was nog niet genoeg gedaan’ en zo ontving Bons een links getekend schetsje van iets waarin een klapperboom was bedoeld. Dr. Loe de Jong, nooit te beroerd voor expertise, vond de vingerafdruk evenmin geslaagd: ‘Ik begrijp hem niet, en als ik hem niet begrijp...’ Na veel betoond geduld besloot Bons de opdracht terug te geven, die nu werd overgenomen door Pieter Brattinga. Bons wenste hem veel sterkte: ‘Misschien vindt hij geen klapperbomen op zijn weg.’ De oorspronkelijke zegels van Bons werden in De vrijheid van de ontwerper afgedrukt (zij het zonder de c van cent en zonder gegomde achterzijde), een onthutsend NRC-artikel van William Rothuizen werd erbij afgedrukt.
Een van de eigenaardigste naslagwerkjes die ik ken is het ABC um Faust. Ein amüsantes Glossarium mit einer tiefen Reverenz vor dem Meister der schwarzen Magie door Günther Mahal (De Slegte, 119 p. f 6,90) Tal van ‘fausteske’ onderwerpen uit heden en verleden werden bijeengebracht, en in het glossarium zelf zijn ze onder ongebruikelijke lemmatitels ondergebracht. Onder ‘Akrobatik’ vinden we iets over de zeventiende- en achttiende-eeuwse opvoeringen van Marlowes Faust, in het lemma ‘Weltraum’ lezen we dat een exemplaar van Goethes Faust zich tijdens een Russische ruimtereis in de bagage van een Oostduitse kosmonaut bevond, en onder ‘Tango's’ schrijft Mahal: ‘Und Faust? Kein Problem.’ Daarop beschrijft hij een Faust-ballet op Bach, in combinatie met Argentijnse tango's. De humor is in Mahals glossarium wat al te nadrukkelijk aanwezig, niet in de laatste plaats door de melige ‘teuflische Initialen’ van Micha Nassal, maar toch geeft dit boekje een indruk van de rijkdom van de literatuur rond de Faust-figuur door de eeuwen heen en op zijn minst wekt het een zoet verlangen naar een uitputtend naslagwerk over dit onderwerp.
Bulfinchs Complete Mythology heeft in dat opzicht veel meer te bieden, het bevat een rijke verzameling samenvattingen van mythen en sagen van de Grieken tot en met de tijd van Karel de Grote (De Slegte, 675 p. f 24,50). Van Dedalus, Orpheus en Euridice, Zarathustra, Valhalla, de druïden, Arthur, Robin Hood tot de strijd bij Roncevalles. Hoe ging het verhaal ook alweer? Via uitstekende registers valt er veel op te zoeken.
Herman Franke bundelde twee historische essays in De dood in het leven van alledag. Rouwadvertenties en openbare strafvoltrekkingen in Nederland (De Slegte, 173 p. f 12,90). Multatuli, schrijft Franke, maakte zich al boos over de ‘veelschryvery en breedsprakigheid’ in de doodsberichten van zijn tijd. Opvallend is Frankes conclusie dat in het bijzonder de Volkskrant nog steeds de ruimte neemt voor de definitieve uitlui. De doodstraf bestond tot ver in de negentiende eeuw in het Nederlandse Wetboek van Strafrecht, in 1860 vonden de laatste veroordeelden de dood op het schavot. Levendig schetst Franke theorie en praktijk rond de justitiële dood, en wat betreft de publieke belangstelling bij terechtstellingen: ‘Doodstrafexecuties tijdens de Bredero-manifestaties (in 1985) op de Amsterdamse Grimburgwal trokken ouderwets veel publiek.’
Een selectie tot slot van afgeprijsde werken voor de donkere dagen voor en na Kerstmis. The Best American Essays bevat stukken van onder anderen Barnes, Brodsky, Fitzgerald, Oates en Vidal (Martyrium, 290 p., f 6,90). Prachtig is Edward Rothsteins bijdrage ‘The Body of Bach’, waarin deze laat zien hoezeer Bach in een superieur meesterschap lichamelijke aspecten in de strikte structuur van zijn werken wist te weven. Ook van Marguerite Yourcenar bewonderenswaardige essays in The Dark brain of Piranesi (Martyrium, 232 p., f 9,90). Het titelstuk is een geslaagde poging de (als uiting van een manische geest) geïsoleerde serie ‘gevangenisetsen’ te incorporeren in het overige werk van Piranesi, waarvan een deel volgens Yourcenar ten onrechte als comtemporaine salontafelkunst is bestempeld. In een volgend stuk weet ze zeer overtuigend de gevallen ster van de Zweedse romancière Selma Lagerlöf opnieuw een verdiende plaats aan het literaire firmament te bezorgen. Essaybundels over Dostojevksi en Tsjechov in de serie Twentieth Century Views, die werd geredigeerd door René Wellek (Van Gennep, ca. 200 p., f 6,90 per stuk). In het Dostojevski-deel mooie stukken over De idioot (‘The curse of Saintliness’) en over het dubbelgangersthema. In het deel aan Tsjechov gewijd schreef Thomas G. Winner, naast beschouwingen over Oom Wanja en De Kersentuin, over de relatie tussen De Meeuw en Shakespeares Hamlet.
‘In Noorwegen is de man volkomen overgeleverd aan de willekeur van de vrouw. Daar mogen zeemansvrouwen namelijk op de rederij het loon, van hun man beuren terwijl hij weg is. En wanneer hij thuiskomt is de familie soms gegroeid. Buiten zijn toedoen!’ Kenmerkend proza uit August Strindbergs Huwelijksverhalen (vertaling Rita E. Törnquist. De Slegte, 197 p., f 9,95). Niet in de laatste plaats aan deze Huwelijksverhalen (in twee bundels respectievelijk in 1884 en 1886 verschenen) heeft Strindberg zijn naam van ‘vrouwenhater’ te danken, maar zoals in veel van zijn werk zijn tussen soms slordig gestileerde tirades vele parelende passages te vinden.
ATTE JONGSTRA
Modern Antiquariaat Van Gennep is gevestigd op Nieuwe Zijds Voorburgwal 330 Amsterdam en Oude Binnenweg 131B Rotterdam; Boekhandel Het Martyrium in de Van Baerlestraat 170-172 Amsterdam.