Arabieren
Vervolg van pagina 9
klinkklare onzin. Toen Nasser in 1952 de macht kreeg en in de jaren daarna, was er in heel Egypte een ongerijmde (dat zeker) maar ook ontroerende verwachting van betere tijden, die met ‘power’, ‘tribalism’ en ‘shame-honor’ niets te maken had. Ik kan het weten, want ik woonde toen in Egypte, sprak de taal, en, belangrijker nog: zelf geloofde ik, ondanks al het enthousiasme om me heen, niet in Nasser, noch in zijn revolutie.
Het is niet alleen dat Pryce-Jones' verklaringen niet deugen. Zij betekenen ook dat hij de onmiskenbare wantoestanden in de Arabische wereld beschouwt als het gevolg van een bijna mechanisch proces, dat niet terug te draaien is. Vandaar ook dat beeld van die gesloten cirkel, waarover hij in zijn conclusie schrijft: ‘It is as though the Arabs have trapped themselves inside a closed circle from which they must break out for their own good, but within which identity and its supportive values paralyze endeavors of rescue.’ ‘Het is alsof’: er zou dus nog ontsnapping mogelijk zijn maar het is duidelijk dat de schrijver er zelf niet in gelooft. Het is ook duidelijk dat hij de Arabieren - op enkele brave tuinlieden na - beschouwt als een minderwaardige variant op de homo sapiens. Als er een boek zou verschijnen over de joden of de negers met ook maar de helft van de praatjes die in deze gesloten cirkel zijn ondergebracht zou het boegeroep - terecht - geen einde nemen
■
J. Brugman is oud-hoogleraar in de Arabistiek aan de Rijksuniversiteit Leiden