Somerset Maugham
Vervolg van pagina 9
de de therapie niet voor. Searle nam hem nog speciaal mee naar de Niehans-kliniek, hij kreeg wel een paar injecties maar de dokter zei erbij dat hij aan geesteszwakte niets kon doen. Op de terugweg zette Searle zijn vriend op het station van Vevey alvast in de trein en ging de koffers halen. Toen hij terugkwam trof hij Maugham op het perron terwijl hij met een oudere dame verstoppertje speelde. De dame zei: ‘Je moet maar aardig voor die lieve oude man zijn, hij denkt dat hij Somerset Maugham is.’ De anekdote staat bij Morgan, niet bij Calder, die hem ongetwijfeld aan Searle heeft voorgelegd. Het is duidelijk, op die laatste periode uit Maughams leven, zijn razernij, zijn oorlog tegen zijn dochter, zijn woede over zijn ex-vrouw, is geen nieuw licht te werpen, wat Calder ook verzacht. ‘Hij raasde als Koning Lear op de heide.’
Calders pogingen om het bestaande, totale portret wat bij te borstelen lukken ook niet erg, Maugham blijft een aardige, onder zijn stotteren en zijn geringe lengte, lijdende rotzak, een man die zo ontzettende veel te verliezen had dat hij niets anders kon doen dan slim en berekend voor zichzelf opkomen.
De onverwachte meerwaarde van zijn biografie is de aandacht die hij aan het werk besteedt, het is een biografie die de neiging aanwakkert om de verhalenbundels en een enkele roman, van Maugham uit de kast te halen en het allemaal eens na te lezen. Een schrijver die, al gebruikt hij soms veel woorden, uiterst leesbaar kon vertellen en dus die moeite beloont, zelfs al zijn de sporen die Calder signaleert nauwelijks te ontwaren.
■