Publieke pose
De markt voor literaire ‘producten’ wint de laatste jaren aan aandacht in de literatuurgeschiedschrijving. Er wordt meer geschreven over de rol van de uitgever (zij het nog steeds te weinig) en ook de invloed van goedverkopende lectuur op werken die we tot de literaire canon rekenen, wordt meer en meer bestudeerd. Zo verscheen enige tijd geleden The American Renaissance, een voorbeeldige studie over de schatplichtigheid van Poe, Melville, Hawthorne en andere schrijvers uit de eerste helft van de negentiende eeuw aan ‘slechtere’ maar in hoge oplagen verspreide lectuur. Klassieke auteurs als genoemde, zo laat dit boek zien, lieten zich wel degelijk iets aan de markt gelegen liggen: sommigen gebruikten om commerciële redenen elementen waarvan ze dachten dat het de verkoop van hun werk zou kunen bevorderen. Ook R. Jackson Wilsons Figures of Speech. American Writers in the Literary Marketplace (Knopf, 295 p., f 64,35) laat zien hoe schrijvers als Washington Irving, Emerson of Dickenson rekening hielden met publicitaire factoren, zij het op een andere manier dan in The American Renaissance. Staat in laatstgenoemde studie het werk centraal, in Figures of Speech concentreert Wilson zich op de houding van de schrijver, zoals die zich laat destilleren uit biografie en literair werk. Wilsons boek mag hier en daar discutabele passages bevatten - zijn interpretaties van brieven, gedichten of romans zijn niet overal boven twijfel verheven -, hij weet een prikkelende visie op het schrijverschap van de behandelde personen en de publieke ‘pose’ van de auteur in het algemeen te ontwikkelen. Zijn uiteenzettingen over bijvoorbeeld Washington Irving laten zien hoezeer sommige schrijvers zich met hun beeldvorming hebben beziggehouden. Aan de hand van een groot aantal portretten maakt hij aannemelijk dat Irving de respectieve graveurs, tekenaars en
schilders zorgvuldig instrueerde over gezichtsuitdrukking, stand van hoofd en lichaam, etc. Op de afgedrukte portretten - in verschillende perioden door kunstenaars uit diverse landen gemaakt - zien we de auteur immer minzaam glimlachend, het hoofd neigend als iemand die het leed des levens kent, de rechter wenkbrauw opgetrokken om de aandacht op een helder oog te vestigen en altijd jonger ogend dan zijn leeftijd zou doen vermoeden. Bij vergelijking van aantekenboekjes met gepubliceerde getuigenissen over het eigen leven blijkt Irving eveneens een zorgvuldig regisseur. Dramatische gebeurtenissen rond familie en kennissen groeien in de publieke versie uit tot keerpunten in zijn leven, terwijl private aantekeningen zo'n groot belang geenszins bevestigen. Irving dacht daarbij niet alleen aan het feit dat het grote publiek nu eenmaal graag boeken van een door het leven beproefde auteur koopt, hij had een fictioneel zelfbeeld ook nodig om überhaupt te kunnen schrijven, om zijn eigen ‘figure of speech’ zo interessant te vinden dat hij het literair dilettantisme (waar hij zich in zijn vroege jaren publiekelijk op voorstond) durfde in te wisselen voor een serieus schrijverschap. Dat een dergelijke wisselwerking tussen schrijver en openbaarheid (‘the literary marketplace’) niet alleen in de Amerikaanse situatie een interessante invalshoek biedt, laat het leven van Eduard Douwes Dekker zien. Toen het grote publiek (op een handvol multatulianen na) uiteindelijk niet in Multatuli's lijdensfictie bleek te geloven verviel hij in literair stilzwijgen. Hoe groot de invloed van ‘publiek’ op Multatuli's schrijverschap was, mag wel blijken uit het doodsverlangen, dat vrijwel tegelijkertijd in de privébrieven opduikt. Zonder de openbare figuur Multatuli had ook Douwes Dekker niet langer reden van bestaan.
AJ