Surrealisten in Nederland
Vervolg van pagina 7
deel van Ika Loch? Als al dit werk nu inmiddels ontoegankelijk zou zijn, was er voor deze bundel althans íéts te zeggen geweest.
En dan is er nog De automatische verbeelding, een boek dat in elk geval de verdienste heeft dat het níét uit de knipselmappen van de samenstellers komt. Ook moet van dit boek nog eens extra worden gezegd dat het mooi is uitgegeven. Maar het werk waar het toch uiteindelijk om begonnen is? Tja. Ik kan me bij het grootste deel van de ‘eigenlijk’ surrealistische kunst, dus die van voor de oorlog, toch niet aan de indruk onttrekken van naäperij, van een volstrekt gebrek aan esthetische noodzaak. Natuurlijk, ik weet het, die noodzaak wilde men ook helemaal niet, maar juist al die zogenaamd ongewilde combinaties, al die mythische motieven, die onheilszwangere luchten, die loodzware symbolen, die opzichtige verwijzingen naar Bosch, die komen me zo hopeloos gewild voor.
Jan Engelman (‘Ambrosia, wat vloeit mij aan? / uw schedelveld is koeler maan / en alle appels blozen’ - waarom is dat geen surrealisme?) zat er in de jaren dertig nog niet zo ver naast met zijn sceptische kijk op de Nederlandse surrealistische schilderkunst, vind ik. Naar aanleiding van een tentoonstelling in Utrecht schreef hij: ‘Vooral wordt in dezen kring (die van het Genootschap “Kunstliefde” - CO) gewed op den Pegasus van het Surrealisme en het valt moeilijk aan te nemen, dat dit steeds geschiedde uit diepe innerlijke noodzaak.’
■