Afgeprijsd
Peter Costello schreef een biografie over Jules Verne en noemde hem terecht ‘inventor of science fiction’ (De Slegte, 200 p., f 2,95). In de Nederlandse vertaling werd die ondertitel wonderlijk genoeg ‘de man die de toekomst uitvond’. Dat past weliswaar in de romantische traditie van de eenzame visionair die op eigen gelegenheid revolutionaire gedachten ontwikkelt over toekomstige ontdekkingen, maar het aardige van Costello's boek is nu juist dat het laat zien hoezeer Verne gebruik heeft gemaakt van ideeën van tijdgenoten, gepubliceerd in wetenschappelijke tijdschriften of in boekvorm, publikaties waarvan de meeste de twintigste eeuw niet hebben gehaald. Zo gebruikte Verne voor Reis naar het middelpunt van de aarde de theorie van de gepensioneerde Amerikaanse legerkapitein John Cleves Symmes. Symmes was van mening dat de aarde hol was en open aan de polen. Als Verne in Reis naar het middelpunt van de aarde Dr. Clawbonny laat zeggen: ‘In recente tijd is er zelfs geopperd dat er aan de polen grote kloven zijn; door deze kloven komt het licht naar buiten dat het noorderlicht vormt en je kunt erin afdalen naar het binnenste der aarde’, doelt hij op Symmes. Overigens, niet alleen Verne, maar ook Edgar Allen Poe gebruikte Symmes' fantastische wereldbeeld: in Arthur Gordon Pym zeilt men ook via de Zuidpool een tweede aardatmosfeer binnen. Over de invloed van Poe op Jules Verne is veel gespeculeerd. Deze zal ongetwijfeld bestaan hebben. Poe's verhaal over de ballonreis van Hans Pfall zou model gestaan hebben voor Vernes De reis naar de maan. Costello laat echter zien dat Verne uit een groot scala aan voorbeelden kon putten. Alleen in 1865 al, het jaar vóór Vernes boek verscheen, werden vele ruimtereizen gepubliceerd: Voyage à Venus van Eyraud,
Voyage à la lune van Dumas sr., Un habitant de la planète Mars van De Parville, en een anonieme Engelse History of a Voyage to the Moon.
Francisco Lopez de Gomara was de secretaris van de beruchte Spaanse ‘veroveraar van Mexico’ Cortés. Het hagiografische karakter van het boek is hem door latere critici vaak verweten, maar vrijwel iedereen heeft dankbaar geput uit deze rijke bron van heldere en levendige beschrijvingen. De secretaris moet een ontwikkeld man zijn geweest. Dat blijkt niet alleen uit zijn stijl: als hij bijvoorbeeld in het wapen van Montezuma een griffioen ziet afgebeeld, geeft hij in het kort een cultuurhistorische achtergrond van deze combinatie van leeuw en adelaar. Plinius meende dat de griffioen een fabeldier was, schrijft Gomara, en zolang het beest niet door een Spaans oog in Zuid-Amerika is waargenomen bestaat het voor hemzelf evenmin. Cortés. The Life of The Conqueror by his Secretary bestaat uit 252 kleine hoofdstukken, waarin een grote hoeveelheid gebeurtenissen de revue passeert. Een bedenkelijke onderneming. Cortés koloniale veldtocht, maar een prachtig verhaal (Martyrium, 424 p., f 22,50).
Vrijgegeven door de censuur is de titel van de door Erik Somers samengestelde, fascinerende verzameling foto's van Duitse oorlogsfotografen in Nederland. Vredige beelden van ijsetende Wehrmachtsoldaten, op het Noordzeestrand sportende meisjes van de ‘Bund Deutscher Mädel’, een patrouille per fiets die het Costerstandbeeld te Haarlem passeert, fotografisch vastgelegde W.A.-jool, Duitse functionarissen op bezoek in de jodenwijk, en andere taferelen uit het dagelijks leven tijdens de bezetting. Bomschade, wegafzettingen, onlusten en NSB-demonstraties als incidenten in een zonnige periode: het moet even wennen. (Van Gennep, 281 p., f 14,50).
In A Short History of the Arab Peoples beschrijft Sir John Glubb met respectabele eerbied opkomst en ondergang van de grote islamitische rijken die vijf eeuwen lang de westerse wereld beheersten (Martyrium, 318 p., f 19,90). Het beeld van de bloeddorstige Ottomaan, de barbaar met het kromzwaard, wordt door Glubb overtuigend als produkt van Europese propaganda en volksverbeelding afgedaan. De Arabische samenleving was lange tijd buitengewoon welvarend en kende ook de humane bijverschijnselen van die welvaart: gratis gezondheidszorg, een bloeiende cultuur, een gunstige situatie voor vrouwen (die het niet zelden tot arts of hoogleraar brachten), studiebeurzen, et cetera. Het is verbazingwekkend te lezen op hoeveel gebieden onze cultuur schatplichtig is aan de Arabische: literatuur, medische wetenschappen, wiskunde, sterrenkunde en vele andere. In een epiloog beschrijft Glubb in algemenere termen het principe van het verval van de welvaart, en afgezien van alle (zoals hij zelf al zegt inderdaad ‘onthullende’) informatie over de geschiedenis van de verschillende Arabische rijken is dit het mooiste gedeelte van A Short History of the Arab Peoples. Met afstand en in een fraaie stijl (‘After the fall of Rome, Italy remained only a geographical expression for fifteen centuries’) laat hij zien hoeveel vooroordelen een rol spelen in de geschiedschrijving, een mankement waaraan hij met superieur gemak is ontsnapt.
Ook Mirosolav Hroch en Anna Skybova gaven een fraai geïllustreerde beschrijving van de inquisitie in Ecclesia Militans (Martyrium, 260 p., f 32,50). Niet elke ketter eindigde op pijnbank of brandstapel, maar hun boek blijft doorspekt met gruwelijke folteringen en verzengende dood. Hroch en Skybova hebben hun best gedaan zo objectief mogelijk te blijven. Ze maakten een keuze uit een vloed van beeld- en tekstmateriaal en schreven een opvallend nuchter boek, met hoofdstuktitels als ‘Procedures in de rechtszaal’, ‘De opbouw van de bureaucratie der Inquisitie’. ‘Hoe werd een ketter ondervraagd’, ‘Het leven in de gevangenis’, ‘Wie gaf een ketter aan?’, ‘Opleiding van de inquisiteurs’. Aan het slot leggen de auteurs een verband tussen demografische ontwikkelingen en de opkomst van de Inquisitie. Het sociale verkeer neemt met de beginnende bloei van de stadscultuur sterk toe, alsmede het contact tussen de steden onderling. Voor de eenheid in de katholieke kerk vormen de opvattingen over vrijheid die tegelijkertijd opkomen (in religieus opzicht onder de noemer ‘Reformatie’) een groot gevaar: haar antwoord is ‘that particularly brutal court’ dat Inquisitie heet.
‘Sinds het geschreven woord voor het publiek in handzame uitgaven beschikbaar kwam, heeft literatuur velen geïnspireerd, geïnformeerd en begeesterd, van koningen tot het lagere volk. Niet alle koningen natuurlijk: ‘Van lezen zie ik het nut niet in’ (Louis XIV) Evenmin sommige andere burgers: ‘Krijg wat: boeken zijn een zootje troep’ (Philip Larkin)
Frank Muir schreef An Irreverent and Thouroughly Incomplete Social History of Almost Everything (Martyrium, 372 p., f 19,90). De kracht van Muirs duizelingwekkende verzameling uitspraken zit hem in zijn introducties. De regels waarmee hij de citaten op het gebied van muziek, opvoeding, literatuur, theater, beeldende kunst, voedsel en dranken introduceert zijn vaak geformuleerd volgens de subtiele lijnen van het ‘understatement’. Zo schrijft Muir: ‘The Quarterly Review decided that it did not like William Hazlitt.’ Waarop de Quarterly onbelemmerd kan losbarsten: ‘Je reinste steenpuist, een zweer van kop tot teen, een overwoekerde meeëter.’
ATTE JONGSTRA
Modern Antiquariaat Van Gennep is gevestigd op Nieuwezijds Voorburgwal 330 Amsterdam en Oude Binnenweg 131B Rotterdam: Boekhandel Het Martyrium in de Van Baerlestraat 170-172 Amsterdam.