Pockets
Bent U wel eens in Napels geweest? En heeft bij U toen ook de overtuiging post gevat, dat Napels de laatst overblijvende hoop voor het mensdom vertegenwoordigt? Luciano de Crescenzo, Napolitaans filosoof, die van de ene dag op de andere een ingenieurscarrière bij IBM opgaf, om denker, tekenaar, fotograaf, schrijver, en nog zo wat te worden, kent dagen dat hij daar niet aan twijfelt. Wat is de Napolitaanse ethiek dan wel? De filosofie van de straat, die eigenlijk slechts in lokaal dialect gedacht en gepraktizeerd kan worden. Er zijn twee overkoepelende concepten. Het eerste: ‘denk aan je gezondheid’. Het tweede: ‘hij heeft een gezin’. Vooral dit laatste dient als vrijbrief voor bijna iedere denkbare overtreding. Luciano De Crescenzo werd een Bekende Italiaan door een televisieprogramma waarin hij, met studiogasten, op een soort streetwise manier het wereldgebeuren becommentarieerde. Goochem is misschien het woord. Voordien had hij al een sprankelend boek geschreven over de Napolitaanse kijk op de dingen, waarvan de Engelse vertaling nu als Thus Spoke Bellavista (Picador, 205 p., f 20,85) is verschenen. We ontmoeten hierin Professor Bellavista, Salvatore, plaatsvervangend assistent-concièrge, en Saverio, iemand met onduidelijke, nogal eens wisselende antecendenten, die evenwel niet op zijn achterhoofd is gevallen. Het boek bestaat uit conversaties tussen deze heren en een ieder die zich er verder mee bemoeit. De eerste assistent-concièrge, Salvatores directe baas dus (een mythologisch wezen, half mens, half stoel), doet bijvoorbeeld af en toe een duit in het zakje. De conversaties worden afgewisseld met korte verhalen, anekdoten en berichten die de Crescenzo uit de krant heeft gehaald. Napels wordt gepresenteerd als een soort toestand van de geest. En in die zin zit er natuurlijk een Napolitaan in ieder van ons. In het
nederlands is Aldus sprak Bellavista verschenen bij Bert Bakker, evenals de twee andere boeken van Luciano de Crescenzo.
De zaak Jacob Abrams e.a. tegen de Verenigde Staten kwam in 1918 voor het Amerikaanse Hooggerechtshof. De veroordeling van vier Joods-Russische anarchisten wegens het verspreiden van pamfletten waarin werd geprotesteerd tegen de Westerse interventie in de Russische revolutie, werd weliswaar bevestigd, maar twee rechters vertolkten het minderheidsstandpunt dat later de basis zou gaan vormen voor jurisprudentie inzake vrijheid van meningsuiting in de Verenigde Staten. Deze rechters, Oliver Wendell Holmes en Louis D. Brandeis blijken, rechtshistorisch gezien, een soort waterscheiding te vormen tussen de negentiende en de twinitgste eeuw. In Fighting Faiths (Penguin, 431 p., f 27,15) heeft Richard Polenberg de gang van zaken binnen het Hooggerechtshof gereconstrueerd. Tevens geeft hij een uitgebreide, ruim gedocumenteerde voorgeschiedenis, onder meer aan de hand van leven en milieu van de vier anarchisten. Hoewel er erg veel exacte verwijzingen naar documenten, plaatsen, data en verschillende mensen in voorkomen, en we maar een enkeling helemaal volgen, leest deze studie als een roman. Polenberg is er namelijk in geslaagd de verschillende hoofdstromen in de opinievorming te laten samenkomen in enkele protagonisten. Hierdoor ontstaat binnen de veelheid aan informatie een menselijke schaal.
Primo Levi doet in zijn laatste boek (hij pleegde in 1987 zelfmoord door zichzelf van het trappenhuis te storten in het flatgebouw waar hij was geboren en een groot deel van zijn leven had gewoond) bijna het tegenovergestelde als Polenberg. In The Drowned And The Saved (Abacus, 170 p., f 12,75) vormen personen en incidenten slechts een staccato illustratie van zijn poging greep te krijgen op een onvatbaar groter geheel. Levi zegt dat we ons eigenlijk pas sinds kort realiseren dat, indien er in de komende jaren geen ergere dingen gebeuren, de geschiedenis van de holocaust de centrale vloek en zwarte plek van deze eeuw zal blijven, en misschien wel van de hele menselijke geschiedenis. Juist omdat het zo ‘ontwikkeld’ gebeurde, met behulp van moderne technologie en organisatie, en omdat de betrokkenen, zelfs de uitvoerders, zozeer deel van het systeem waren geworden. Dit is ook wat Levi, zelf slachtoffer, drijft om almaar weer de kwellende vraag te stellen: hoeveel van de wereld van de kampen leeft er nog voort? Is die mentaliteit ooit uit te bannen? Zoals een ieder die het heeft meegemaakt, beseft hij dat het onvoorstelbare weer kan gebeuren. Als hij het zelf niet zou hebben meegemaakt, zou hij het ook niet geloofd hebben, zoals velen het zelfs naderhand niet konden bevatten. The Drowned And The Saved gaat over wat er gebeurt met individuele mensen die in een wereld terechtkomen waarvan ze 's nachts dromen dat ze alles aan anderen vertellen en dat die anderen het dan niet geloven. Levi bezit de voor buitenstaanders weer onbegrijpelijke wijsheid van iemand die ondanks alles een open geest blijkt te hebben gehouden. Hij verhult zijn afschuw en haat niet, maar blijft zoeken naar lijnen, lessen, overeenkomsten, en vindt almaar meer raadsels. Het zijn alleen geen raadsels die je even weglegt tot de volgende morgen.
In navolging van Oliver Sacks' The Man Who Mistook His Wife For a Hat publiceerde de Amerikaanse neuroloog Harold L. Klawans Toscanini's Fumble And Other Tales Of Clinical Neurology (Bantam, 229 p., f 26,30). Het boek is op soortgelijke wijze samengesteld. Per hoofdstuk geeft de auteur een beschrijving van een geval, zoals zich dat liet aanzien toen de patiënt voor het eerst de spreekkamer van de specialist betrad. Dan volgen een reconstructie van de voorgeschiedenis, een beschrijving van de behandeling, en enige wetenswaardigheden over het onderhavige ziektebeeld in het algemeen. De praktijkvoorbeelden van Klawans zijn minder spectaculair dan die van Sacks, maar hij schrijft beslist beter. Helder, humoristisch, en zonder de neiging er een soort circus van te willen maken. De verleiding daartoe is natuurlijk altijd aanwezig wanneer men deze materie voor het grote publiek wil presenteren. Onder Klawans patiënten vinden we een chirurg wiens geheugen hem tijdens een galblaasoperatie verlaat (hij wordt overigens in zes maanden geheel genezen), een bankdirecteur die de helft van zijn gezicht niet kan scheren, en de man aan wiens bouw niets mankeert, maar die slechts in cirkels kan lopen. Hij is overlevende van een Nazi-concentratiekamp in Roemenië waar op zeker moment 800 van de 1200 gevangenen met dergelijke loopstoornissen te kampen kregen. De oorzaak lijkt te liggen in het dieet: 200 gram roggebrood en 400 gram kikkererweten per dag. Het titelhoofdstuk behandelt iemand die last heeft van coördinatieverlies door tijdelijke plaatselijke vermindering van de bloeddruk. Volgens Klawans moet dit ook de oorzak zijn geweest van Toscanini's periodieke gestommel op het podium. In beide gevallen was heftig armgezwaai de oorzaak. Ook van andere historische persoonlijkheden wordt met terugwerkende kracht een diagnose gesteld. Van Dr. Johnson bijvoorbeeld, wiens merkwaardige zenuwtrekken, en
plotselinge motorische afwijkingen door zijn omgeving omgeving werden uitgelegd als kenmerken van zijn genialiteit. Tourette's syndroom, meent Klawans.
The Comforts Of Madness (Sceptre, 136 p., f 16,55) is het debuut van de Engelsman Paul Sayer. Hij werkte, tot hij besloot schrijver te worden, als verpleger in een psychiatrische inrichting. Zijn eerste roman is geschreven vanuit de optiek van een patiënt uit de inrichting One World. Deze patiënt kan nauwelijks met zijn omgeving communiceren, maar bezit verder een normale intelligentie. In feite is hij het vleesgeworden, registratie-instrument voor alles wat er in de inrichting voorvalt. Voedsel, sex, geld, verveling, macht, alle dingen die in het dagelijks leven een rol spelen komen aan de orde. Alleen is de verteller niet in staat enige invloed op de gang van zaken, ook die betreffende hemzelf, uit te oefenen. Paul Sayer schrijft niet ‘literair’, maar wel indringend. De lezer kan, evenmin als de hoofdpersoon, een kant op. Het boek kreeg in 1988 de Whitbreadprijs.
NIEK MIEDEMA