Voor de honden
De Amerikaanse schrijfster Kay Boyle was uitermate onfortuinlijk wat haar manuscripten aangaat. In de jaren twintig raakte er een manuscript weg toen zij het in Parijs aan een vriend meegaf om het in Amerika naar haar uitgever te sturen. Jaren later, in 1965, zorgde ze ervoor dat ze drie kopieën had en ging daarmee op weg naar haar uitgever: een voor zichzelf, een voor haar dochter en een voor de uitgever. Ze liet het pak in haar auto liggen toen ze haar dochter bezocht. Na het eten ging ze weg en vond haar auto opengebroken en alles was eruit, ook de manuscripten. Actie werd ondernomen; de Herald Tribune publiceerde een meelevend artikel, de uitgever loofde een beloning uit. Zonder succes. Maar drie weken later belde een man op die zei dat hij een pak manuscripten in zijn vuilnisbak had gevonden. Hij wilde het niet komen brengen, want hij was bang dat de politie bij de uitgever op hem zou wachten. De afspraak werd gemaakt dat hij het zou achterlaten in een telefooncel in Grand Central Station om twaalf uur. Als het was wat de uitgever zocht zou hij vijftig dollar onder een telefoonboek leggen. Zo geschiedde, en de uitgever kon het volgende telegram sturen naar Boyle: ‘Gotem.’ Dit is een van de anekdoten in The Writer's Home Companion van James Charlton en Lisbeth Mark, een boekje met leuke verhaaltjes voor ‘every writer, editor and reader’ over critici, uitgevers, kranten, boekverkopers, redacteuren, literaire ego's (groot en klein), afwijzingen, eenzaamheid, geluk, talent, jaloezie, frustraties en rampen. De hond van de schrijver Tom Carlson had een zeldzaam gesigneerd boek van de humoristische schrijver Ogden Nash opgegeten. Na veel zoeken vond hij een nieuw exemplaar en stuurde het naar Nash om het te laten signeren. Hij kreeg het terug met de opdracht: ‘To Tom Carlson, or his dog - depending on whose taste it best suits.’ Het eerste deel van The History of the
World (1614) van Sir Walter Raleigh wilde niet verkopen. De uitgever (inmiddels berooid) kwam hem dat vertellen in de gevangenis waar hij voor twaalf jaar vastzat. Toen hij dat hoorde had Raleigh met hem te doen en zei dat het geen tweede keer zou voorkomen.
Waarop hij het zojuist gereedgekomen manuscript van het tweede deel in het vuur gooide. Na Raleighs dood verkocht de uitgever duizenden exemplaren van het eerste deel en werd een vermogend man. Het tweede deel van de naam van de Amerikaanse dichteres Edna St. Vincent Millay heeft een curieuze bron: haar oom Charles Buzzle werd op een dag bewusteloos in het ruim van een vrachtschip gevonden. Hij lag daar al negen dagen gewond zonder eten of drinken. Hij werd naar St. Vincent Hospital in New York City gebracht waar hij, tegen alle verwachtingen in, herstelde. Zijn zuster was zo dankbaar voor zijn herstel dat ze haar zojuist geboren dochter de naam van het ziekenhuis gaf. Enzovoort, enzovoort (Penguin, 128 p., f 17,50).
CP
Aan deze pagina werkten mee: Atte Jongstra, Carel Peeters, Diny Schouten en Judith Staghouwer