Leo Jansen
Vervolg van pagina 9
wereld. Van die rest van de wereld trekt hij Engeland en Amerika vaak weer af: hij heeft het niet op de democratie, laat staan op de sociaal-democratie. Een met democratie verwende ‘massa’ toont immers maar al te vaak ‘anti-gemeenschapsgevoelens’ waar alleen ferm leiderschap een eind aan kan maken. Dat leiderschap zou eigenlijk in handen gelegd moeten worden van een wereldregering waarin blanke anticommunisten zoals hijzelf het voor het zeggen moeten hebben. Dat ook de Duitsers horen tot de blanke anticommunisten en dat onder hun poging de wereld te regeren het leven in en buiten Europa nu niet direct aardiger aan het worden is, brengt hem niet op andere gedachten. Met de bedrieglijke allure een kosmopoliet te zijn, relativeert hij dan ook de nadelen van een mogelijke Duitse overwinning: ‘Ik kan nu het gejuich al bijna hooren, dat er zal opgaan als Hitler verslagen is en we weer van voren af aan kunnen beginnen om een nieuwe oorlog te maken. Iedereen zal dansen van plezier over 't kwaad dat opgeruimd is en het zal verboden zijn je schouders op te halen. Het eenige wat je als mensch doen kunt is proberen zoals Eddy (Du Perron) 't noemde ‘waardig’ te blijven. Met deze zin laat Jansen zien wie hij eigenlijk was: in al zijn brille en kosmopolitisme, zijn intellectueel relativisme en zijn scherp inzicht in de werkelijkheid van de koloniale verhoudingen toch de ‘enesbeejer-bewonderaar’ die Du Perron in hem zag. Hij moet Du Perron ook slecht begrepen hebben: te denken dat die zijn schouders zou hebben opgehaald bij een Duitse overwinning is essentieel dom.
■