Vuile ziel
In Addis Abeba circuleert ondergronds een boek van de voormalige directeur-generaal van het ministerie van Informatie Bealu Grima: Oromai (‘Genoeg’). Je kunt het kopen voor vijfhonderd dollar of lenen voor honderd dollar. Bealu Girma hanteerde jarenlang zelf het rode potlood van de censuur. Hij schrijft in dit boek (in het Amharisch uitgegeven door Kuraz Publishing Agency, Addis Abeba, 1983) over de Operatie Rode Ster die in 1982 gelanceerd werd om Eritrea tot het ware communistische geloof op te voeden en te ontwikkelen, in de hoop daarmee de vijfhonderdduizend Eritrese vluchtelingen uit Soedan terug te winnen.
Bealu was een fervent aanhanger van het nieuwe regime dat in 1974 aan de macht kwam na verjaging van keizer Haile Selassie. Hij had al twee boeken geschreven, volledig in de lijn van de partij. Maar - en hier dringt zich een vergelijking met Milovan Djilas op - dan realiseert hij zich tijdens de Eritrese campagne hoe de heren een luxe leventje leiden en in het wilde weg mensen laten neerschieten, hoe macht corrumpeert en hoe er een nieuwe klasse van machtigen ontstaat: ‘Natuurlijk, vroege bronnen van inkomsten als eigendom van land en huizen en dergelijke zijn er niet meer. Maar onze vuile ziel is er nog. Die is niet schoongewassen door de revolutie. De enige manier om de geheime verlangens te bevredigen is het aan de macht komen door slimheid, demagogie en het zich valselijk uitgeven voor overtuigd revolutionair. Het resultaat is een decadente manier van leven en vriendjespolitiek. Deze realiteit in het Ethiopië van vandaag zou wel eens gevaarlijker kunnen zijn dan de vijand’ (Ethiopia Profile, augustus 1984.) Klare taal voor een hoge partijfunctionaris in een land dat voortdurend in oorlog is met rebellen en nabuurlanden en het grootste en duurste leger van Afrika op de been houdt. Ondanks Bealu's loftuitingen op president Mengistu - hij valt vooral de ministers en andere hoge heren aan - ging zijn boek de regering te ver en werd het verboden. Over het lot van Bealu heerst onduidelijkheid. Amnesty International weet dat hij in 1984 verdwenen is en vermoedt dat hij zonder vorm van proces geëxecuteerd is. Een Amnesty-groep in Noord-Brabant kreeg de taak erachter te zien te komen of hij nog leefde. Honderden brieven naar tientallen autoriteiten en andere politici, waaronder de voltallige ‘Raad van State’, een lichaam dat de regering moet controleren op de handhaving van de nieuwe, o zo mooie grondwet, werden gestuurd. Geen antwoord. Via correspondenten en de bisschop van Haarlem, (die zelf jaren in
Ethiopië had gewerkt) kwamen tegenstrijdige berichten binnen: Bealu zou gearresteerd zijn en na enkele maanden weer vrijgelaten, waarna hij in het geheim in een taxi was weggevoerd... Zijn auto zou ergens buiten de stad gevonden zijn... Zijn vrienden hebben een rouwdienst gehouden, maar zijn vrouw gelooft dat hij nog in leven is... Zijn vrouw loopt in rouwkleren rond... Kortom, er is geen zekerheid dat Bealu dood is, maar de waarschijnlijkheid is wel heel groot. De atmosfeer in Ethiopië is zo dat niemand van de genoemde contacten van Amnesty de vrouw durft op te zoeken. Noch het Writers in Prison Committee van de Internationale PEN-club noch AIDA noch Artsen zonder Grenzen (maar die hebben wel wat anders te doen in Ethiopië) hebben een bijdrage kunnen leveren tot opheldering. De enige mogelijkheid zien de Amnesty-groep en de PEN nog in het in de publiciteit brengen van dit geval, al heeft PEN meegedeeld niet te kunnen voldoen aan het verzoek van Amnesty om Oromai in Engelse vertaling te doen publiceren.
AH
Aan deze pagina werkten mee: Hans W. Bakx, Mariëtte Haveman, A. Huisman en Atte Jongstra