Herman Brusselmans
Vervolg van pagina 5
het verslag van één avond drinken in cafés. Dat deel vind ik het mooist, al is het moeilijk om uit te leggen waarom. Het zuipgelag met een personage dat ‘de Bezopene’ heet, is beslist níét verheffend, en een zin als: ‘Er was weinig ambiance in het café’ is als voorbeeld te weinig om aan te tonen hoe goed, hoe scherp en hoe bitter het geschreven is. Niettemin: de lange, fantastische monoloog waarin ‘de Bezopene’ het menselijk leed samenvat, haalt de perfectie van Remco Camperts klassieke verhaal ‘James Dean en het verdriet’: veel te lachen om wat een beetje om te huilen is. Het moet ook zo zijn dat Brusselmans zichzelf in dit verhaal overstijgt als chroniqueur van eigen leven; zijn terloopse grimmige observaties van wat er zoal in een café gezegd wordt, vervolmaakt zijn gedetailleerde studie van de eigen Honderdjarige Oorlog tot een studie van de Jaren Tachtig. Als ‘gimmick’ in het verhaal figureert een kleinlinkser, die zich ‘positief’ verklaart tegenover ‘abortus, antiracisme en de integratie van gehandicapten in de normale maatschappij’, maar die zijn berolstoelde vriendin afsnauwt als ze te kennen geeft naar de wc te willen. De schrijver heeft zijn masker als ‘de Bezopene’ nodig om het te kunnen aanzien: ‘Iedereen heeft z'n tragedies, en verder niks aan de hand, dat bedoel ik. We're all islands in a poisoned sea. Wie dat heeft gezegd, weet ik niet, maar 't zal alweer zo'n treurig type geweest zijn vol leed, en tristesse, en complexen, en angst, en trauma's, en een hele hoop stront in z'n darmen. We nemen er nog een.’
■