Een square subcultuur
Aan het begin van de jaren zestig vierde de faam van de fotograaf als antropoloog hoogtij en begon het usance te worden naar verre oorden als Nieuw-Guinea of Bali af te reizen om terug te keren met onthullend fotomateriaal betreffende ons onbekende culturen. Nat Finkelstein vond zijn Nieuw-Guinea in 47th Street in New York, het adres van Andy Warhols atelier annex ontmoetingsplaats voor gretige cult-zoekers The Factory. Finkelstein raakte op een avond in 1964 verzeild op een van de hoogst freaky feestjes in The Factory en realiseerde zich onmiddellijk dat de overigens vaak door Warhol met koele meesterhand gecreëerde buitenissigheden er om schreeuwden vereeuwigd te worden. Finkelstein werd zo'n beetje de hoffotograaf van Warhols Factory; hij portretteerde de steeds wisselende groep van buitenissige bezoekers, vereeuwigde enkele volgens Warhol van groot publicitair belang zijnde ontmoetingen met onder andere Bob Dylan, Marcel Duchamp en Leo Castelli, schoot plaatjes van een The Factory binnenwandelende Salvador Dali, maar leverde bij voorbeeld ook het fotomateriaal voor de hoes van het legendarische Banana-album van The Velvet Underground, in Andy Warhol: ‘Oh this is fabulous’ (uitgeverij Bébert, f 45, -) heeft Nat Finkelstein veel van zijn foto's samengebracht die hij in de jaren 1964-1967 heeft gemaakt van Warhol en zijn publiciteitgevoelige gevolg. Aanvankelijk was Finkelstein opgetogen over wat zich allemaal afspeelde in en rond The Factory: ‘Some of the guests left in limousines, some in ambulances, others never found the door. (..) The walls were silvered, the toilet didn't flush, people were doing weird things all over the weird place. The art was incredible, the music great and the natives were kinky.’ Maar de opgetogenheid taande snel, zo blijkt uit de teksten die Finkelsteins fotoseries begeleiden. Dat Warhol zijn op speed
en subculturele wervelingen beluste groepje ‘volgelingen’ louter gebruikte ter vergroting van zijn almaar uitdijende roem is inmiddels bekend en wordt ook door Finkelstein nog eens gememoreerd. Maar diens werkelijke ergernis richt zich op het feit dat Warhols Factory in feite een hoogst conservatieve, ‘white, middle-class’ mini-samenleving was, waarin vrouwen decorum en negers gewoonweg ondenkbaar waren. Met genoegen verhaalt Finkelstein in Oh this is fabulous over de practical joke die hij samen met een collega uithaalde met Andy. Met het argument dat het ‘goeie publiciteit’ zou zijn, dirigeerden zij hem richting sloppenwijken. En eenmaal in de zwarte getto's raakte Warhol volkomen van slag: ‘As these “smelly-pushy-ugly” kids came close, Andy freaked out (...). He started clowning around, running up and down the street. (...) With the egg-heads it was FEEL ME TOUCH ME, with the slumkids it was YOU'RE BLACK, STAY BACK!’ Een andere subcultuur dan de zijne kon de held van de pop-art blijkbaar niet velen; intussen maakte Nat Finkelstein gniffelend zijn foto's van de nu eens wat minder stoïcijnse Warhol.
De foto's van Warhol in de gettowijken mogen ongewoon genoemd worden, die waarop we hem daadwerkelijk aan het werk zien zijn pas werkelijk zeldzaam. Ondanks de mythe van gemechaniseerd producent die hij wenste te creëren, was Warhol toch een ambachtelijke, harde werker, stelt Finkelstein. Maar Warhol gruwde intussen wel degelijk van de mogelijkheid verf op zijn vingers te krijgen op de momenten dat hij aan de handenarbeid moest geloven. De aardige foto's in Oh this is fabulous zijn die waarop Warhol op haast pueriele wijze de zo oncomfortabel geachte verfkwast hanteert en vervolgens naar het resultaat - een portret van galeriehoudster Holly Solomon - staart.
JZ