Igor Cornelissen
Vervolg van pagina 6
den gedoemd is futiel en vruchtelooste blijven. Zeker, in geschreven teksten kunnen feiten uit die weerbarstige en onhandelbare werkelijkheid alsnog betekenis krijgen, een functie: dit is het verhaal, zo zit de geschiedenis in elkaar - maar het netwerk van rangschikking en interpretatie waarin in de papierwinkels de feiten dan toch eindelijk gevangen zijn, vervalst ook alweer bij voorbaat hun werkelijke aard. Het blijft modderen. Gelukkig zit de brave, sympatieke Stempher er niet zo mee. Stempher belééft de osmose tussen feiten en document alleen maar, bijvoorbeeld als hij koolraap voor zijn avondeten kiest omdat hij net in een roman ‘een warm makende passage’ heeft gelezen ‘over een roodgloeiend potkacheltje waarbij raapjes en sudderlapjes werden gegeten’.
Voor Stemphers schepper moet wel gelden dat het zijn preoccupatie met de hier aangeroerde stof (feiten, documenten en hun wederzijdse beïnvloeding) is, die hem onontkoombaar naar de fictie en het verhalend proza heeft toegedreven. Dáár immers krijgen de elementen van de werkelijkheid die de schrijver wenst te benutten, hun ware zin en betekenis.
Cornelissens boek heeft de spanning van een detective, zodat ik over de afloop niets verklap. Wel mag ik gerust de allerlaatste alinea citeren: ‘De Spaanse maanvlinder met zijn zachtgroene kleur en driftig rode strepen was alweer verdwenen. Volgens de handboeken vertoonde het dier zich nooit ten noorden van de Franse Jura.’ Tot in dit ogenschijnlijk zo onbewogen slotakkoord is de auteur zijn thema trouw gebleven.
■