Een man die zich schuilhield achter zijn poëzie
Wim Hazeu verheldert de obsessies van Gerrit Achterberg
Gerrit Achterberg Een biografie door Wim Hazeu Uitgever De Arbeiderspers, Open Domein, met bijlagen 717 p., (gebonden) f 69,50
Rob Schouten
Van geen enkele Nederlandse schrijver was een biografie zo noodzakelijk als van de dichter Gerrit Achterberg. Wie naarde recente, weliswaar bescheiden maar voor Nederlandse begrippen toch opvallende stroom literaire biografieën kijkt, zal een ding moeten beamen. Zowel het leven van Couperus, zoals gezien door Bastet, het leven van Vestdijk, belicht door Hans Visser, als ook dat van Van Oudshoorn, opgetekend door Wam de Moor, hebben weinig invloed gehad op de karakteristieken en interpretaties van de betreffende oeuvres. Dat geldt zelfs voor Werkmans studie over Willem de Mérode, over wie ons tot nu toe niet veel meer bekend was dan wat naslagwerken over hem zeiden. Bij nader inzien wisten we kennelijk toch al genoeg van de betrokken auteurs of droeg begrip van hun leven niet substantieel bij tot dat van hun werk. Het ging bij alle vier om interessante, deels zeer uitgebreide aanvullingen op het bestaande beeld, dat op zichzelf echter niet geschokt werd.
Anders ligt dat bij Achterberg; diens persoonlijk leven is lange tijd een raadsel gebleven. Zozeer zelfs dat hij min of meer zetstuk werd in een meningsverschil tussen de autonomistische literatuurbeschouwers en hun autobiografische tegenvoeters. Jazeker, hij had ergens in de jaren dertig zijn hospita vermoord, dat wist iedereen wel, maar je moest de frequent optredende ‘gestorven geliefde’ in zijn werk toch kunnen en willen duiden zonder daar steeds op terug te komen, zeiden de autonomisten. Nee, aldus aanhangers van de autobiografische opvatting: je kon niet om dit persoonlijke levensfeit heen als je de essentie van dit werk wilde snappen. De onlangs verschenen biografie van Wim Hazeu geeft beide kampen in zekere zin ongelijk, waarover later. Het belangrijkste is dat Hazeu de lezer het karakter van de dichter, die door velen als onze grootste van deze eeuw wordt beschouwd, uit de doeken doet, en dat je voortaan in de Achterbergstudie niet goed meer om deze levensbeschrijving heen kunt.
Het werk van Achterberg is in de eerste plaats een monument van taal. Wie of wat daar precies aan persoonlijke betrokkenheid achter schuilging wisten we tot voor kort nauwelijks. De dichter scheen zich geheel en al op geheimzinnige wijze achter zijn werk te hebben verscholen. Het was niet duidelijk wat voor iemand Achterberg was geweest. Wie daar in geschreven bronnen achter wilde komen kwam terecht bij bij voorbeeld het portret dat Vestdijk van hem gaf in ‘Gestalten tegenover mij’. Daarin krijgen we een nogal rustiek beeld voorgeschoteld van een brave, goedhartige burgerman die zijn collega Vestdijk ooit uit bezorgdheid een fles melk kwam brengen en daarvoor na zijn dood in 1962 getracteerd werd op zinnen als ‘Hij leek voor het geluk geboren, meer dan een ander’ en ‘Hij was een zondagskind, dat voortdurend gevaar loopt, maar ook voortdurend gered wordt’. Vestdijk paste er in zijn in memoriam wel voor, misschien deels uit onwetendheid maar zeker ook uit piëteit, over Achterbergs kwellingen en obsessies uit te pakken. Het resultaat blijkt nu een verbluffend vertekend beeld.
Overigens zou pas rond 1964 de stilte rond Achterbergs fameuze moord op zijn hospita publiekelijk verbroken worden. Tot die tijd was er sprake van een soort collectieve bescherming/verdringing. Wie het fijne ervan wisten - Achterbergs vrienden, veelal schrijvers - hielden kies hun mond, en huize Achterberg verschafte vanzelfsprekend ook geen communiqués. Het beeld dat zo van de dichter zelf bestond was dat van zijn laatste jaren, waarover Hazeu aan het eind van zijn biografie schrijft: ‘Gerrit Achterberg was de gewone burger geworden die hij zou zijn geweest, wanneer hij decennia terug niet in de waan was gebracht, door een toenmalige autoriteit (Houwink), dat hij een dichter was, waarna hij zich als een waanzinnige volledig, zonder enige reserve in dienst stelde van het dichterschap.’ De onthulling van Achterbergs crimineel of psychopathisch verleden paste daar niet goed bij, maar de moord werd als een uitschieter beschouwd, onbegrijpelijk genoeg maar niet voldoende om het beeld, dat men toch al nauwelijks had, te wijzigen: een man verdwenen achter zijn gedichten.