Martien de Jong
Vervolg van pagina 8
rende Yvonne Georgi, leidster van een gelijknamige balletgroep? Hij schreef de hiervoor al genoemde tekst van haar choreografische drama Orpheus en Euridice, dat op de muziek van de ook al foute componist Henk Badings, op 17 april 1941 te Amsterdam in première ging.
Het zou me niet verbazen, wanneer Goedewaagen aan dit soort relaties dacht, toen hij in zijn herinneringen ook schreef dat figuren als Boutens en Werumeus Buning ‘een open oog’ hadden voor de sociale doelstellingen van het letterengilde. Dat laatstgenoemde hierbij de eis van een moffenrein Nederland stelde verontschuldigt hem in dit opzicht niet.
De Jong zal wel menen, dat het bovenstaande behoort tot de ‘ondergrondse polemische techniek die bestaat uit de identificatie van de tegenstander met diens werkgever, vrienden of collega's, aan wie dan (...) abjecte eigenschappen worden toegeschreven’ en waarvan volgens hem Werumeus Buning het slachtoffer werd. Hij zal dan ongetwijfeld óók vinden, dat de VN-commissie die Zuid-Afrika bezoekende sporters op een zwarte lijst zet, verwerpelijk handelt. Niemand gelooft toch dat die sportmensen racisten zijn?
Naar aanleiding van het proefschrift van Hijmans over Buning schreef Fons Sarneel in 1970 in deze krant, dat de dichter in het gedicht ‘Zeven fabelen’ van na de oorlog blijk gaf niets van hetgeen hem overkomen was geleerd of begrepen te hebben. Dat was tragisch. Achttien jaar later blijkt Martien de Jong er nog steeds niets van te snappen. Dat is, nu het hier een geschrift betreft dat juist begrip zou moeten kweken, niet anders dan komisch te noemen.
■