Vrij Nederland. Boekenbijlage 1988
(1988)– [tijdschrift] Vrij Nederland– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 3]
| |
Ewijkshoeve, tuin van tachtig door Rein van der Wiel Uitgever: Querido, 205 p., f 29,50Marita MathijsenDe meest overschatte beweging in de Nederlandse letterkunde is die van de Tachtigers. Er is dan ook geen beweging die zoveel misplaatste schade toegebracht heeft aan de waardering voor eerdere generaties en zoveel epigonen heeft voortgebracht. Nog steeds moeten literatuurhistorici de ruines restaureren die gemaakt zijn van de negentiende-eeuwse letterkunde door het primaat van de literatuuropvatting van de Tachtigers. Al een kleine honderd jaar heerst de mythe dat de Tachtigers de eerste werkelijk toegankelijke poëzie van Nederland geschreven zouden hebben, en dat er met De Nieuwe Gids pas echte vernieuwing met internationale allure gekomen zou zijn. Er is dan ook geen stroming die zozeer tot de verbeelding van leraren Nederlands, doctorandussen en doctoren in de letterkunde, literatuurcritici, amateurs en professionele beoefenaars van het schone vak der letteren gesproken heeft. Een niet aflatende reeks van publikaties over de Tachtigers - de opsomming ervan is een boekwerk op zich - getuigt daarvan. Het evalueren van die reeks zou een vrolijk project kunnen zijn voor een cynische neerlandicus, te beginnen bij de geschiedvervalsingen van Jeanne Kloos, en verwijlend bij de publikaties van de meester-anarchist in notenschrijverij, Harry G.M. Prick, of bij de verrukkelijke prentenboeken met toelichting zoals van Charles Vergeer over Willem Witsen, of van Luger en Prick over de hele beweging, die met veel kennis van zaken en uitstralend enthousiasme gemaakt zijn, maar toch vooral een vermaaksfunctie hebben. Smakker, maar niet minder gedreven, zijn studies als die van Endt over Herman Gorter. Bizar genoeg bestaan er echter nauwelijks wetenschappelijke tekstuitgaven van de Tachtiger-poëzie of van het proza, en naar verhouding met wat overgeleverd is nog heel weinige complete brievenuitgaven. De onlangs verschenen studie van Rein van der Wiel over Ewijkshoeve hoort wel enigszins bij het genre prentenboek met toelichting, ware het niet dat men met die typering de tekst, die los staat van de heerlijke illustraties, te kort doet. Zoals veel schrijvers over Tachtig laat ook Van der Wiel zich meeslepen door enthousiasme, wat het appel op de lezer wel versterkt, maar ten koste gaat van de constructie. Anders dan zekere schrijvers over Tachtig is hij bescheiden: het woord ik komt zelden in het boek voor, en het notenapparaat dat al snel een overweldigende indruk maakt in een historische studie, heeft hij op een ingenieuze manier buiten het relaas geplaatst. Maar verder sluit dit boek weer aan bij de mythologiserende reeks die al bestaat, inclusief de clichématig-belerende introductie op de periode die voorafging aan Tachtig. Nieuwe elementen zijn te vinden in het materiaal, in het perspectief op de Beweging en in de parallellen die gelegd worden tussen de letterkunde en de schilderkunst. | |
AssociatiesVan der Wiels invalshoek is die van een buitenhuis en een persoon die daar geregeld verbleef tussen 1882 en 1890. Dat buitenhuis was Ewijkshoeve in Zeist, waar de schilder Willem Witsen, als zoon van de eigenaar, vele letterkundigen en schilders uitnodigde die betrokken waren bij de kunstvernieuwingen rond 1880. Van der Wiel heeft als het ware een stoeltje neergezet in een van de priëlen en meegekeken naar wie er kwamen, hoe men zich er gedroeg, welke verhoudingen ontstonden; hij heeft geluisterd naar de gesprekken en meegelezen in brieven die men ontving of die geschreven werden. Ook bekeek hij de schilderijen op de ezels van de in de buitenlucht werkende artiesten. Soms reisde hij mee met koets en trein naar Amsterdam om te zien wat Witsen daar uitvoerde. Alle vindbare materiaal gebruikt Van der Wiel om dit standpunt te kunnen handhaven: mondelinge informatie van nazaten, geïnterpreteerde gedichten, brieven, dagboeken, prozafragmenten, schilderijen. Het gevolg van de werkwijze is dat de overgangen in het verhaal niet vloeiend kunnen verlopen, en Van der Wiel laat de breuken dan ook vaak maar zitten of gooit er nonchalant wat toevallig verbindingsmateriaal overheen. De verbanden in de hoofdstukken zijn soms wat aan de associatieve kant. Zo springt hij van een beschouwing over een Nieuwe Gids-nummer over op een reactie van de oude Thijm daarop en komt vandaar bij het huwelijk van diens zoon, waarna hij een vers citeert dat Verwey bij die gelegenheid geschreven had en dat opgedragen was aan Willem Witsen. De werkwijze brengt ook mee dat Witsen te dicht op de voet gevolgd wordt, waardoor men moeilijk zicht op het geheel krijgt. Misschien ligt het ook aan de figuur van Witsen, die niet zoveel van zichzelf prijs geeft. Herhaaldelijk zegt Van der Wiel dat vrienden en familie vaak zo weinig van elkaar wisten, en de lezer deelt deze gewaarwording helaas meer dan eens.
Anna Witsen, ongeveer 1885
Hoewel Willem Witsen als schilder buiten de eigenlijke beweging van Tachtig stond, schijnt hij in het persoonlijke een grote invloed op leden ervan gehad te hebben. In een gesprek met François Erens zei Isaäc Isräels over hem: ‘Weet je wel, dat de hele Nieuwe Gids-beweging voor een groot deel aan Witsen te danken is? (...) Hij heeft ze bij elkaar laten komen (...) Hij heeft ze laten drinken.’ Hoewel die drank ook de ondergang van De Nieuwe Gids betekend heeft door het destructieve alcoholisme van Kloos, kan dat Witsen zeker niet aangerekend worden. Hij is door de jaren heen een van de trouwsten aan de steeds waanzinniger wordende leider geweest, en bleef hem onderdak, troost en financiële steun bieden. Ook voor andere leden was hij de sociaal werker. In de tijd dat hij in Londen verbleef, stuurde Van Eeden hem de ene na de andere lame duck in depressieve staat, en Witsen lapte de wanhopige Kloos, Van Looy of Karsen dan weer wat op. Niet dat hij zelf ongecompliceerd was, integendeel, vaak wanhoopte hij aan zijn eigen kunnen, hij was zelden tevreden over zijn werk, en zoals bij veel van de Tachtigers woog het generatieconflict met het daarbij behorend schuldgevoel zwaar. De Tachtigers waren zonen van vaders van betekenis of waren opgeleid door zeer bekwame maar traditionele leraren, zodat zij het extra moeilijk hadden bij het verwerpen van het verleden. Witsen zelf aarzelde tussen traditie en vernieuwing en hij kon het even goed vinden met wat oudere kunstenaars uit de Haagse school als met de jonge reputatieschenders van zijn eigen generatie. Veel omgang had hij met de oudere Anton Mauve, en in de periode dat deze op Ewijkshoeve kwam was er sprake van wederzijdse beinvloeding.
Willem Kloos gefotografeerd door Willem Witsen
Ewijkshoeve vanaf de waterkant met het zelfgebouwde schip
Willem Witsens vader was een bijzondere man die het vroege verlies van zijn vrouw had gecompenseerd met gastvrijheid en kunstzin. Er werd veel muziek beoefend in het Witsengezin. De problemen van zijn kinderen, die allen in meer of mindere mate een melancholische aanleg zouden hebben gehad, wist hij echter niet op te lossen. Een van zijn begaafde dochters, Anna, pleegde zelfmoord in de vijver van Ewijkshoeve, en dat is een belangrijk onderwerp in de studie van Van der Wiel. Hij laat zien hoe haar tragische keuze wel in literatuur verwerkt werd door vrienden van Witsen junior, maar hoe weinig ze hem in het persoonlijke hielpen. Men ontliep hem, hijzelf knoopte kort nadien een verhouding met Betsy van Vloten aan, en de kinderen van Anna's zuster bouwden na het voorval een boot voor de vijver, die kennelijk niet tot verboden speelgebied verklaard werd. Maar in de kunst reageerde men des te geschokter. Gorter schreef zijn aangrijpende vers ‘In de zwarte nacht is een mensch aangetreden’, Frans Coenen verwerkte de dood van Anna in het verhaal ‘Vervreemd’ en ook een tekening van Toorop zou op de zelfmoord geïnspireerd zijn. ‘Velen herkenden in haar verhaal iets van de onrust en de gebondenheid aan normen en waarden,’ schrijft Van der Wiel, ‘een gebondenheid waarvan zij dáchten gevrijwaard te zijn.’ De kunstenaars van de beweging tobben in deze jaren: het eerste elan is [Vervolg op pagina 4] |
|