Julian Schnabel
Vervolg van pagina 13
die er de emblemen van toont, zoals gebroken borden en woeste vegen. Dat is precies wat de kloof slaat tussen hem en Goya die hij terecht zeer bewondert, maar met wie hij zich in de verste verte niet kan meten.
Het valt Schnabel niet te verwijten dat hij buitensporige successen boekt met zijn ‘great violent act’; en dat hij zelf gelooft in hun genialiteit en Messiaanse betekenis, kun je hem maar ten dele verwijten. Daar moeten veel mensen tegelijk op aangesproken worden. Als iedereen almaar in iemands oren blijft toeteren, dat hij God of de Duivel zelf is, gaat diegene er op zeker moment zelf in geloven. Uiteindelijk is het een manier om zowel kunstenaars als de kunst dom te houden (Schnabel vergelijkt zichzelf al schilderend met een van die knikkende hondjes achterin de auto), in stand gehouden door mensen die minder in kunst geïnteresseerd zijn dan in hun eigen positie in de kunstwereld. Zolang psychische labiliteit, schizofrenie en ontoerekeningsvatbaarheid op grote schaal geaccepteerd worden als primaire ingrediënten van kunst, blijven deze mensen er uiteindelijk de dienst uitmaken.
■