Een kathedraal die nog wel even staat
Marcel Proust en de veranderde versie van ‘À la recherche du temps perdu’
Sodom en Gomorra II door Marcel Proust Vertaling Thérèse Cornips Uitgever: De Bezige Bij, 204 p., f 37,50
Albertine disparue door Marcel Proust Uitgever: Grasset, 222 p., f 43,10
Proust door Vincent Descombes Uitgever: Éditions de Minuit, 338 p., f 65,55
Sur proust door Jean-François Revel Uitgever: Grasset, 229 p., f 18,40
Rudi Wester
Eind vorig jaar werd het werk van Marcel Proust (1871-1922) vogelvrij. De uitgeverij Gallimard had vanaf dat moment niet meer als enige de rechten. Het gevolg is dat menige nieuwe editie van À la recherche du temps perdu verschijnt, zelfs een geheel nieuwe vierdelige editie in de Pléiade-reeks op basis van de door Proust later veranderde tekst van het zevendelige werk.
Bij De Bezige Bij verschijnt al geruime tijd de Nederlandse vertaling van À la recherche door Thérèse Cornips.
Onlangs verscheen deel twee van Sodom en Gomorra en er volgen nog drie delen: La Prisonnière, Albertine disparue en Le temps retrouvé.
Rudi Wester bespreekt dit nieuwe deel, de recente nieuwe edities en enkele studies waarin de liefde van de verteller Marcel voor respectievelijk Gilberte en Albertine in een nieuw licht wordt gezien, de kern van Prousts thematiek (de verloren tijd) wordt bestreden en de strijd tussen de burgerij en de aristocratie in de roman wordt aangescherpt.
Karel Soudijn bespreekt op pagina 9 een boek over de Proustiaanse liefde.
Voor de Proust-liefhebber waren de afgelopen maanden zwaar. Moest hij nu wel of niet zijn zo geliefde Pléiade-uitgave van À la recherche du temps perdu van de hand doen, en zo ja, welke van de drie nieuwe edities die van dit monumentale meesterwerk uit de Franse literatuur verschenen zijn, zou hij zich dan aanschaffen? Sinds de advocaten van de uitgeverijen Gallimard en Grasset overeengekomen waren dat op 5 oktober 1987 alle rechten op het werk van Proust vervallen waren en dat ‘Proust weer aan iedereen behoorde’, is er een ware stormloop op en over zijn werk begonnen. De advocaten moesten wel met elkaar in de clinch omdat het weliswaar Grasset was die, op kosten van de auteur, het eerste deel, Du côté de chez Swann, uitgegeven had in 1913, maar het was Gallimard dat, nadat het ontdekt had welk groot talent het had laten ontglippen, snel de nog overgebleven exemplaren opkocht, alsook de rechten op de volgende delen. Dat laatste heeft Grasset altijd betwist, tot 5 oktober dus.
Met welke prachtuitgaven overladen nu al die uitgevers ons? Allereerst komen er vier delen in de Pléiade, totaal verschillend van die uit 1954. Immers, steeds weer nieuwe manuscripten van Proust zijn ontdekt, steeds nieuwe aanwijzingen hoe hij zijn werk geschreven zou willen hebben, duiken op. Proust herschreef en herschreef, schrapte, voegde toe (‘des ajoutages’ noemde hij het zelf) en schroomde zelfs niet, op aanwijzingen van zijn huishoudster Céleste Albaret, als accordeons uitvouwbare slierten papier van soms wel een meter lang op de meest grillige plaatsen te plakken. Of hij krabbelde in de toch al overvolle kantlijn: ‘Zou elders kunnen staan’, of ‘Beter zeggen’, bij voorbeeld. Maar zijn leven was te kort om uit de herziene versies de eventuele contradicties met de vorige te halen. Zo kan elke uitgever zijn eigen Proust maken. Het hangt van de precisie, selectie en voorkeur van de verzorger af hoe de Zoektocht naar de Verloren Tijd precies verloopt.
De nieuwe Pléiade-uitgave waaraan door Jean-Yves Tadié zeven jaar gewerkt is en waarvan het eerste deel nu verschenen is, is regel voor regel herzien volgens het principe dat de laatste, door de auteur herziene versie geldt. De grote moeilijkheden liggen dus bij de delen die na de dood van Proust in 1922 zijn verschenen: La prisonnière, Albertine disparue - waarvan de definitieve versie door de kleindochter van Mme Mante-Proust, nicht en erfgename van de schrijver, in 1986 op een zolder tussen oude papieren ontdekt is (waarover straks meer) en Le temps retrouvé. In dit laatste deel sterft Bergotte bij voorbeeld twee keer, maar Tadié heeft het, met een verklarende voetnoot, toch laten staan omdat, zo verklaarde hij in een interview ‘Shakespeare Lady Macbeth ook soms wel en soms niet kinderen liet hebben’.
Laure Hayman/Odette
Charles Haas/Swann
Enkele van Prousts modellen uit de werkelijkheid.
Comtesse Elisabeth Greffulhe/ Prinses de Guermantes
Marie de Benardaky/Gilberte
Comte Robert de Montesquiou/Charlus