| |
| |
| |
Trude Gerritsma, Boekhande De omslag, Delft
BERT NIENHUIS
C. Kreyns, Boekhandel Kreyns, Breda
HANS VAN DEN BOGAARD
| |
De boekhandelaar in 1988: van doorgeefluik, toptien-maniak tot aangename veelweter
Ze zijn er nog wel: de boekhandels waar je neerstrijkt om een uurtje te snuffelen en met de boekhandelaar te kletsen, maar ze zijn in de minderheid, zo blijkt uit een kleine rondgang die Diny Schouten ter gelegenheid van de Boekenweek (16 tot 26 maart) maakte, van Middelburg tot Zutphen. Hoe liggen de verhoudingen tegenwoordig? Is de boekhandelaar een doorleefluik of iemand die literair spreekuur houdt? Is hij een aangename veelweter of een toptien-maniak? Hoe is de verdeling van zijn (of haar) liefde voor het boek en de kassa? Is de zorgzame boekhandel aan het terugkeren?
| |
Diny Schouten
Bestaat hij nog, de gentleman-boekhandelaar? Elke stad moet wel zijn ‘meneer Bas’ of ‘meneer Van Boeschoten’ gekend hebben, de in het vak gedistingeerd-vergrijsde boekhandelaar bij wie men niet een boek kocht, maar een opvoeding. Op diens planken en tafels waren uitsluitend de neusjes van de zalm neergevlijd, en de geestelijke bagage van de klandizie werd er gewogen en soms te licht bevonden, zodat er een excuus was om de schatten niet af te staan. De cliëntèle was prettig geïmponeerd, of verdroeg in eik geval blijmoedig de standjes die volgden op hun onschuldig informeren naar wat voorde ingewijde een volstrekt abject boek bleek te zijn, het gemis aan handelsgeest prijzend in hun geliefde en vertrouwde boekhandelaar.
Stierf hij uit door de hoge drempel van zijn intellectuele tempel? Werd hij in zijn graf geduwd door een onoverzienbare berg onbetaalde rekeningen? Heeft televisiepresentator Adriaan van Dis zijn functie van zielzorger overgenomen? Veranderde de boekhandel, eens een delicatessenwinkel, inmiddels in een supermarkt die ‘inloopzaak’ ging heten, waarde klant anoniem is en waar de vraag naar een cadeausuggestie voor een goeie kennis door het personeel beantwoord wordt met een vage armzwaai naar de top-tien tafel?
Een van de eersten die ik erover aan wil spreken is boekhandelaar B.J. Vos in Groningen, alom geroemd als ‘oude rot in het vak’. Het gedraaide nummer geeft een toon die doet vrezen dat de gewenste abonnee is afgesloten. Nadere informaties bevestigen een rijzend vermoeden: boekhandel Bé Vos is failliet, financieel ten onder gegaan aan de eigen strenge kwaliteitsbewaking: ‘Een paperback van een boek was niet in zijn winkel te vinden; als er ook een gebonden uitgave van bestond,’ weet een voormalige klant. Meneer Vos, benaderd via zijn curator, wil niet praten: ‘Waarom een zaak als de mijne niet meer kan bestaan is al vaak genoeg verteld door uitgevers als Geert van Oorschot, Johan Polak en Rob van Gennep.’
‘Die oude boekhandelaar bestaat niet meer,’ zegt Joost van Schendel, een van de vier eigenaren van boekhandel Pantheon in Amsterdam. Pantheon, vier jaar geleden opgericht door twee echtparen nadat een van hen het idee gekscherend had geopperd, ligt midden in de vernieuwde Nieuwmarktbuurt. Joost van Schendel omschrijft zijn publiek als ‘hoogopgeleid, niet erg kapitaalkrachtig en trendy. Dat laatste lijkt samen te hangen met het hoge percentage ‘hola-huwelijken’ (huwelijken op loopafstand) dat de vooruitstrevende nieuwbouwappartementen in de St. Anthoniesbreestraat en omstreken bevolkt. ‘Er wordt hier weinig om advies gevraagd. We hebben hier een typisch “binnen de grachtengordel-publick”. De structuur van het dagelijks leven van F. Braudel is hier een bestseller, en je kunt het ook aflezen aan de verkoop van Spycatcher, die verkoop je hier in het Engels, niet in het Nederlands,’ zegt Van Schendel. ‘Men is op de hoogte, en veel boeken liggen plat, zodat er ook niets gevraagd hoeft te worden. Er wordt hier ook maar heel weinig over leeservaringen gesproken.’
Toch is het collectief dat boekhandel Pantheon opzette, wel degelijk vervuld van idealisme en enthousiasme voor het boekenvak, die de bescheiden inkomens moet compenseren. Het straalt van de collectie af: ‘Veel Nederlandse en Engelse literatuur, veel poëzie, veel goede kinderboeken, en veel meer kunstboeken dan je gemiddeld aantreft. Met de sector gebonden romans hebben we geen affiniteit.’
De winkel blijkt tot ongerustheid van Van Schendel een enigszins ‘elitaire uitstraling’ te hebben, die echter misschien niet alleen afstoot maar ook aantrekt: Pantheon kan bogen op een vast, trouw publiek. De oorspronkelijk gevreesde ‘overbeboekhandeling’ van Amsterdam bleek tot verrassing van de vier eigenaars eerder een voordeel dan een nadeel: klanten melden dat ze ‘de stad in’ zijn geweest - zeven minuten gaans - om te zien wat er is, ‘en dan komen ze het hier kopen’.
Van Schendel, voormalig uitgever van Het Wereldvenster, studeerde Arabisch. Zijn specialisme is terug te vinden in het boekenbestand van Pantheon: veel recente literatuur over migranten en hun achtergrond, het Midden-Oosten. Noord-Afrika, de islam. Pantheon levert aan desbetreffende universitaire instituten en hun studenten, ‘hoewel dat tegenwoordig om zeer kleine aantallen gaat’. De vaak geringe financiële draagkracht van de groep gëinteresseerden die erop afkomt, verleidt Van Schendel er wel eens toe (‘tot ergernis van mijn collega's’), een duur boek uit te lenen: ‘Over het weekend heen of zo, en ik ruil soms ook wel uit mijn eigen boekenbezit. Als een boek vijfennegentig gulden kost is het wei eens schrijnend om te zien dat iemand er likkebaardend naar kijkt. Dan moet ik me bedwingen om geen korting te geven. Ik doe het niet, want wij zitten ook op hoge kosten en het mag niet.’
| |
Kapitaalverlies
Ook bij De Algemene Boekhandel in Amersfoort vragen klanten aan eigenaar Piet de Weijer niet veel meer om advies. ‘Het publiek is veel mondiger dan vroeger. Het is eerder zo dat de verhoudingen zijn omgedraaid, wij luisteren meer dan we praten. Van de klanten hoor je wat interessante boeken zijn, en die gesprekken werken daardoor zeer bevruchtend. Een boekhandelaar mag tenslotte blij zijn als hij een behoorlijk schooldiploma heeft, maar ook dan kun je nooit veel weten. We lezen hier wel alle secundaire literatuur, en de medewerkers die ik heb zijn net als ik bevlogen lezers.’ Bij De Algemene Boekhandel, excentrisch gelegen in een uit zijn krachten gegroeid buurtwinkelcentrum, is het verzameld werk van A. Roland Holst uit voorraad leverbaar. ‘Dat staat dan wel twee jaar, en het geeft kapitaalverlies, maar ik vind dat het er moet zijn.’
Piet de Weijer begon dertig jaar geleden met een ‘Goos Verhoef-winkeltje’: ‘een winkeltje in cojbojboeken-met-leesbibliotheek’, zoals de eigenaar het omschrijft. De Weijer gedenkt zijn eerste tien jaar als boekhandelaar met gemengde gevoelens: ‘Het was sappelen toen, voor mij en mijn vrouw. Gerrit Achterberg kwam hier vullingen voor zijn ballpoints kopen. Zijn Cryptogamen had ik staan, wel vijf exemplaren, maar ik verkocht er niet één. “Staan ze er nog,” vroeg hij dan.’ Nu zijn vrijwel alle categorieën boeken (‘behalve het zuiver wetenschappelijke boek’) ruim vertegenwoordigd; de voorraad van 30.000 boeken maakt De Algemene Boekhandel tot een middelgrote boekhandel: ‘Niet ieder heeft het geluk dat hij tot twee keer toe het huis van zijn buurman kan kopen.’
De Weijer is een van de initiatiefnemers van de Libris-groep, het samenwerkingsverband van een aantal ‘kwaliteitsboekhandels’. De propaganda voor bepaalde titels in de gezamenlijke Libriskrant (met-eigen-opdruk, huis aan huis verspreid in 25.000 exemplaren) opent deze maand met Simon Schama's Overvloed en onbehagen, maar bevat daarnaast veel pagina's ‘ontspanning’ van in die branche gerenommeerde ‘auteurs van wereldklasse’ als Robert Ludlum en Amanda Sayle. Het aanbod vindt De Weijer ‘niet altijd even interessant’. ‘Maar goed, ik wist toen ik eraan begon dat het de grootste gemene deler zou worden.’ Zijn weerzin tegen de ‘top-twintig’, die door de Libris-groep wekelijks wordt samengesteld voor Vrij Nederland, is echter onoverwinnelijk. ‘Het is een verplichting om eraan mee te doen, maar ik heb categorisch geweigerd. Top-tienen werken vervlakkend, en onze klanten zijn mondig genoeg om uit te maken wat ze willen lezen. We willen ook beslist geen doorgeefluik zijn, al moet je wel eens iets verkopen wat je niet goed vindt. Met regionale uitgaven is dat wel eens zo, dan verschijnt er weer een uitgeproken slecht boekje over Amersfoort, maar dan moet je dat toch nemen.’
Trude Gerritsma zette precies een jaar geleden boekhandel De Omslag op: het eenjarig bestaan zal worden gevierd met een groot boekenfeest en een uitgave van de (veertig jaar oude) Universele verklaring van de rechten van de mens. Gerritsma was als boekhandelaarster zestien jaar in dienst bij de ‘inloopzaak’ De Standaard, die een paar huizen verder is gelegen aan de Delftse Wijnhaven. Ze had plezier in haar vak, maar bedacht ‘dat ik zó niet oud wilde worden’. Medeneming van een gedeelte van de omzet van haar voormalige werkgever doet haar zich enigszins schuldig voelen os er haar vertrek. Wat haar geruststelt is de wetenschap dat sinds haar zelfstandige vestiging de omzet aan boeken per hoofd van de Delftse bevolking is toegenomen: ‘Ik had van tevoren on- | |
| |
derzocht dat andere boekhandels die ornzet lieten liggen.’ Het inmiddels rond De Omslag gegroepeerde ‘ijzeren bestand’ van zevenhonderd vaste klanten krijgt regelmatig post met uitnodigingen voor de ‘literaire salons’, die in samenwerking met de Openbare Bibliotheek georganiseerd worden in theater De Waag. De tweede literaire avond over light verse trok tweehonderd bezoekers, voor de ‘columnistenavond’ met Wim de Bie en Jan Mulder worden minstens evenveel bezoekers verwacht: ‘Voor de f 12,50 entree krijg je meer dan voor de f 65,- die de CPNB voor het boekenbal durft te vragen, en daar krijg je niet eens een glas champagne.’
Joost van Schendel, Pantheon, Amsterdam
BERT NIENHUIS
Jan Ceuleers en medewerksters, Het Landschap, Antwerpen
HANS VAN DEN BOGAARD
Piet de Weijer, De Algemene Boekhandel, Amersfoort
Klanten vragen juist vaak om advies, is de ervaring bij De Omslag, met alle risico's van dien, naar blijkt: ‘Als mensen een boek dat ik geadviseerd heb juist vréselijk vinden, dan neem ik het terug.’ Het loont, om de boeken die je verkwpt zelf te lezen, vindt Trude Gerritsma: ‘Door mijn eigen fixatie heb ik van Tom Pauka's Lente voor beginners honderd exemplaren verkocht.’ Wat in de kleine ruimte van De Omslag (70 m?) staat, is noodgedwongen select. De collectie bevat ‘eigen liefdes’: veel literatuur, veel kinderboeken, veel kunstboeken. ‘Niet alles is highbrow, hoor, we verkopen ook veel wat ik noem gezonde pulp: Sally Beaman, Destiny, of Whirlwind van James Clavell. Maar dat soort titels verkoop ik in het Engels, van Clavell verkocht ik er zestig. Ik had er twee exemplaren van in het Nederlands genomen, die staan er nog steeds.’
‘In je toko gaan zitten en afwachten tot er klanten komen, dat kan niet meer,’ zegt Gerard van Sprang, bedrijfsleider van boekhandel Dekker Van de Vegt in Nijmegen. De vijftienhonderd vierkante meter suggereren een superwarenhuis vol boeken, computerprogramma's en videocassettes. ‘Je hoopt dat bij zo'n lenerspasje voor mensen die hier een videoband komen huren, er toch een boek aan de strijkstok blijft hangen,’ zegt Van Sprang over de op het eerste gezicht branchevreemde nevenactiviteiten van Dekker Van de Vegt. Onder het ‘naar de klant toegaan’ verstaat Van Sprang de mailings over wetenschappelijke uitgaven, die door het Kluwer-concern, eigenaar van Dekker Van de Vegt. via gecategoriseerde adressenbestanden naar de betreffende specialisten gestuurd worden. De doelgroep wordt ook bereikt door te exposeren tijdens congressen of door bij ‘boekaanbiedingen’ op de universiteit ter plekke een verkooptafel in te richten, ‘al is dat laatste ook wel eens om te verhinderen dat de uitgever daar zelf zijn boeken gaat staan verkopen’.
‘Ik heb het kennelijk in me om dienstbaar te zijn, dat maakt het ook leuk’
| |
Koffie
Toch is volgens Van Sprang in zijn moderne, grootschalige bedrijf de adviseerfunctie van de ouderwetse boekhandelaar niet verloren gegaan: ‘We leggen hier, volgens de Kluwer-filosofie de verantwoordelijkheid zo laag mogelijk aan de basis. Het komt hier wel veel voor dat degene die het beheer heeft over een bepaalde afdeling, tegen een klant zegt: “Ik heb iets heel bijzonders voor u.” Dat wordt erg gewaardeerd.’ Het streven voor elke afdelingsverkoper is volgens Van Sprang om ‘een relatie’ op te bouwen met de klant. ‘Tenslotte moet jij als verkoper ook wat van hem weten: juist door de klanten krijg je zinvolle informatie over boeken die je hier moet hebben staan.’ Op de afdelingen zijn bewust krukjes neergezet, om tot aandachtig kijken en lezen uit te nodigen. ‘Ideaal zou een koffie-uitschenkpunt zijn,’ mijmert Van Sprang, ‘maar ja, dan kan er koffie gemorst worden op de boeken.’
‘Eigenlijk bepaalt de klant de voorraad,’ zegt ook Dick Anbeek van boekhandel Fanoy in Middelburg, aangesloten bij de Parnassusgroep van de inkoopcombinatie Samen Sterk. ‘Uit de band die je met je klanten hebt, ontstaat een wisselwerking. Een boekhandelaar weet overal een béétje van, maar eigenlijk weet hij niks. Ik laat me vaak voorlichten, dan krijg je soms een gouden tip.’ Het voorbeeld van zo'n gouden tip wil Anbeek zo snel niet binnenschieten, wel kan hij kwijt dat het hem goed gaat. ‘We draaien heel gezond, met zes mensen. Middelburg, als stad van ambtenaren is een goede plaats van vestiging, er wordt hier véél gelezen en ik ken geen stad met zoveel goede boekhandels. We hebben in twintig jaar vijf keer ingrijpend verbouwd, de winkel is nu tweehonderd vierkante meter, met een voorraad van dertigduizend titels. In de tijd dat mijn ouders de winkel hadden, waren dat er drieduizend.’ Anbeek groeide op tussen die boeken: ‘Ik heb in 1971 de winkel overgenomen, alsof het vanzelf sprak.’ De adviserende functie die de boekhandelaar had, is een beetje over, vindt Anbeek. ‘Mijn ouders praatten heel veel met mensen, schonken koffie. Maar in die tijd was het aanbod ook veel overzichtelijker. Met Sinterklaas kocht je tien extra Wannée-kookboeken en tien J.B. Schuils, toen wist je precies wat je verkopen zou. Ik denk dat mensen nu veel meer afgaan op recensies, en de invloed van Van Dis is evident: de maandagochtend na zijn uitzending kun je meteen de bestellingen intikken. Hier in Zeeland is de invloed van Hans Warren wel heel duidelijk. Als zaterdags' zijn stuk in de Provinciale Zeeuwse Courant heeft gestaan, kun je die boeken klaarleggen. In de loop van de ochtend merk je dan of hij indruk maakte. Niet dat
mensen nu zo góéd lezen: Rindert Kromhout schreef eens over een kinderboek dat hij het rijp vond voor een grauwe griffel. Mensen kwamen vragen om dat boek, want ze hadden dat gelezen als gouden griffel.’
Ook bij Fanoy zijn geen ‘toptien-tafels’ te vinden. ‘Die zijn zo verschralend. Het is veel leuker om je eigen keuze te maken.’ Meer heil ziet Anbeek in de zorg dat het aanbod compleet is: ‘Je moet niet alleen de boeken die drie maanden oud zijn hebben staan.’ De samenwerking met de Stichting Literaire Activiteiten Zeeland zorgt ervoor dat boekenkopers naar onbekende boeken getrokken worden: Herman Pleij kwam spreken over het literaire leven in een laat-middeleeuwse stad. Ton Anbeek over de Nederlandse roman na 1945, Huug Kaleis over de verfilmingen naar W.F. Hermans. ‘We hebben een avond georganiseerd over psycholinguïstiek, waar een onverwacht grote belangstelling voor was. We hadden gedacht dat er dertig mensen zouden komen, maar er werd gevochten om de kaartjes omdat er niet meer dan tweehonderd in konden. Professor Bernard Tervoort heeft die avond een vonk laten overslaan.’ ‘Adverteren doen we nooit. Het geld dal het zou kosten, steek ik in de aanschaf van bibliografieën en uitgeverscatalogi. Dat ik daardoor moeilijk bereikbare boeken kan bestellen, dat is mijn advertentie, vind ik.’
‘Top-tienen werken vervlakkend. Onze klanten zijn mondig genoeg om uit te maken wat ze willen lezen’
| |
WC
Emilie de Leur en Neeltje van Pel, beiden ex-werkneemsters van het mekka onder de boekhandels, boekhandel Athenaeum in Amsterdam, besloten zich twee jaar geleden zelfstandig te vestigen, in Zutphen. Vooral Neeltje, die het langst in een boekwinkel werkte, had genoeg van ‘al die studentjes bij Atheneaum met hun literatuurlijsten. Je moest eerst op de fiets de universiteiten langs om de studieprogramma's op te halen, en dan maar aanslepen uit het magazijn. Dat is niet de lol van het vak.’ De aanwezigheid van veel boekhandels in de nabijheid gaf de mogelijkheid om een eigenzinnige keuze uit te dragen: Emilie kiest het aanbod van esoterische boeken en boeken over gezondheidszorg; Neeltje, die geschiedenis studeerde, de literatuur, geschiedenis (‘Zutphen is een stad met veel historie en historische belangstelling’), poëzie, kunst, vormgeving en ‘boeken over boeken’: de vestiging van veel grafische industrie ter stede maakt dat daarvoor een publiek is. Over twee jaar moet bekeken worden of de onderneming levensvatbaar is, ‘maar we zijn vol vertrouwen ons derde jaar ingegaan. Zutphenezen kijken de kat nu eenmaal eerst een beetje uit de boom.’ De geringe trendgevoeligheid der plaatsgenoten wordt als een zegen ervaren: ‘Bij Athenaeum was het een ramp als een pasgerecenseerd boek niet in voorraad was.’
Die afwachtende houding van het publiek maakte dat de twee eigenaressen terug moesten komen van de oorspronkelijk pontificaal in de winkel aanwezige verzamelde werken van Marx en Engels. Gelukkig gaat de verkoop van ‘esoterische prentbriefkaarten’, pendels en piramides en geluidscassettes met rustgevende New Age muziek héél goed. Het cachet van snuffelboekhandel wordt benadrukt door de aanwezigheid van een zitje. Als extra attractie is in de winkelruimte een wc, prominent aanwezig.
De kleine ruimte maakt het noodzakelijk om een zorgvuldige selectie van de voorraad te maken. ‘Soms staan we er zelf voor te genieten.’ Eendagsvliegen zouden helemaal niet in de winkel getolereerd worden, als het aan Emilie lag,’ zegt haar iets zakelijker ingestelde vriendin. In ieder geval is de intentie duidelijk: ‘Als we maar géén doorgeefluik zijn.’ Adviezen worden hier wel degelijk gevraagd, en met enthousiasme gegeven. ‘We raden ook wel eens een boek af, als je ziet dat een boek niet bij iemand past. We moeten wel eens de neiging onderdrukken om te zeggen: “Zou u dat boek maar liever niet terugzetten?”’
| |
Schapevlees
Maria Heiden zette haar boekhandel aan de Rotterdamse Nieuwe Binnenweg in 1975 op, met steun van uitgeverij Van Gennep, ‘tóén een bedrijf dat expansie wilde, en ik zag dat er in Rotterdam geen kleine, aantrekkelijke boekhandel was. Nu zijn er gelukkig wat meer bijgekomen.’ De Van Gennep-directie. Jaap Jansen en Rob van Gennep, is nu ‘grootaandeelhouder’. Maria Heiden, eveneens aandeelhoudster, verkeert nog steeds in onzekerheid of ze zich directrice dan wel bedrijfsleidster moet noemen. Financieel staat de winkel er nog steeds ‘moeizaam’ voor: ‘In Rotterdam is het maar een kleine laag van de bevolking die boeken koopt. Ik zie ze allemaal terug in de schouwburg.’ De komst van een grote vestiging van Boekhandel Donner in de directe nabijheid geeft hoop op de aantrekking van méér boeken-minded publiek: ‘Zo'n fabriek is weer
| |
| |
leuk voor mensen die anoniem willen zijn.’
Andrea Piersma en Maria Heiden, Van Gennep, Rotterdam
BERT NIENHUIS
Gerard van Sprang, Dekker van de Vegt, Nijmegen
STEYE RAVIEZ
Dick Anbeek en medewerkers, Fanoy, Middelburg
HANS VAN DEN BOGAARD
Bij Maria Heiden zijn veel klanten níét anoniem, zeker niet de bezorgde klanten die tussen de middag aanbieden om voor Maria of haar medewerkster Andrea brood te gaan halen, die met Kerst cadeaus sturen, of de bewonderaar die elke week een orchidee liet bezorgen, ‘en ik hou helemaal niet van orchideeën’. De opmerkelijke band die Maria onderhoudt met haar zeer gehechte klantenkring, benauwt haar wel eens: ‘Er komt hier een vrouw elke dag haar krant kopen. Haar hond ging dood, en dan ben ik wel weer zo dat ik op mijn vrije avond met haar meega om die hond te begraven.’ Het gesprek moet hier even onderbroken worden - het is de tijd waarop een Maria-fan een zakje schapevlees voor de in de winkel gehuisveste poezen komt brengen. De permanente aanwezigheid van drie katers - Zwarte Dropje, Rosa en Bello - vormt voor sommigen een extra attractie: ‘Mensen met kinderen hebben zo een makkie aan ze, maar de poezen gaan de keuken in als iemand last van ze heeft.’ Schrijver A. Moonen bracht een tijdlang dagelijks een wijting. ‘maar alléén voor Rosa’. Aan de nachtelijkse bokking die periodiek door de brievenbus werd gewurmd kwam een einde toen Rosa een duidelijk zichtbaar bordje om kreeg met ‘Dank u. Ik heb al gegeten.’
‘Maar we zijn ook heus serieus, hoor,’ verzekert hun eigenaar, die faam verwierf met bijzondere etalages (‘Maar soms zijn ze ook heel gewoon, hoor’). Voor de etalage bij de gelegenheid van de komst van Annie Cohen-Solal schilderde een klant drie portretten van de mooie biografe, een ander bracht een zelfgetimmerd en beschilderd reuzenexemplaar van haar boek. Over de zeer succesvolle (honderdtachtig gesigneerde exemplaren in één uur) komst van Cohen-Solal zijn achteraf wat gemengde gevoelens overgebleven: ‘Het was een beetje choquerend, al die aandacht, en al die fotografen. Alsof ze de koningin was.’
De klantentrouw wordt omgekeerd beantwoord met iets wat dienstbaarheid genoemd kan worden. ‘Ik heb het kennelijk in me om dienstbaar te zijn, dat maakt zo'n bedrijf ook leuk,’ zegt Maria Heiden. ‘Je kunt mensen een groot plezier doen door ze op het bestaan van een bepaald archief te wijzen, of je doet veel moeite als iemand vraagt naar een boek waarover op de radio gesproken is. Ik ben dan in staat om de radiobodes na te vlooien wat het geweest kan zijn. Ze maken het je soms wel moeilijk, met al die bijlagen tegenwoordig. Soms gaat het over een boek waarvan ze zeggen dat het vijf weken geleden besproken is. Zoiets kost me dan een uur bellen, en dat realiseren mensen zich niet. Ik ben ook wel eens waanzinnig woedend. Dan heeft iemand verschrikkelijke haast met een boek, en als het er dan is komen ze het niet halen. Soms denk je: waar doe ik het voor, maar er bellen ook wel eens mensen op, die kunnen dan niet wachten tot hun volgende bezoek met te vertellen dat 't zo mooi was. Dat iemand genoten heeft, daar voel je je dan opgetogen over. En het is voor iedereen leuker om hier te zijn dan in het café.’
| |
Stug
Signeersessies vinden nooit plaats, bij Boekhandel Kreyns in Breda. ‘We hebben het idee dat we dat niet nodig hebben. Ook aan lezingen hebben we een hekel. Het worden openbare vertoningen: mensen die komen omdat ze Hermien de Graaf willen zien. Huub Oosterhuis is hier geweest, maar ik werd er doodzenuwachtig van. Zou die mevrouw nu heus een gedicht van hem gelezen hebben, dacht ik toen, want ik zag best dal ze alleen maar kwamen “omdat het zo'n áárdige vent is”.’ Ook andere boekhandelaars die ik sprak generen zich een beetje voor het ‘schrijvertje-kijken.’ Boekhandel Pantheon in Amsterdam doet het consequent niet meer na een paar keer de ervaring dat ‘beide partijen zich opgelaten voelen, of er nu veel of weinig mensen op afkomen. We vroegen ons ook af of we zélf zo'n handtekening in een boek zouden willen. We besloten van niet, en we zijn er toen helemaal mee gestopt.’ Maria Heiden bezweert dat er bij het signeren in haar winkel nooit iets gênants is gebeurd: ‘Maar ik kies heel zorgvuldig wie ik vraag. Als ik weet dat ik maar zes boeken van iemand kan verkopen, dan doe ik het niet. Wat soms wel gênant is, is de eisen die sommige mensen stellen aan de opdracht, of ze komen met een hele koffer boeken die ze gesigneerd willen hebben.’ Bij Dekker Van de Vegt is nog het grootste enthousiasme voor het systeem: ‘Het is makkelijk om te organiseren, je maakt een afspraak met de schrijver en je regelt samen met de uitgever de advertentie. Voor mensen is het een unieke gelegenheid om in contact te komen met hun favoriete auteur. Reve was hier in Nijmegen een groot succes. Je moet het ook wel kunnen: Jeroen Brouwers is er te stug, te contactarm voor.’
‘Natuurlijk moet je kennis van de kassa hebben, maar het plezier moet er eerst zijn’
Kreyns in Breda verzet zich op meer manieren tegen trends. ‘Maar je moet dat wel bekwaam doen, je moet niet autoritair gaan worden. Soms denk je, christeneziele, heeft die mevrouw zich ook al gek laten maken door Van Dis? Maar als je je klanten niet ziet als mensen met een portemonnaie die per se leeg moet, dan kun je van iemand zo eens raden waar hij behoefte aan heeft. Als je ouder wordt zie je dat er dwarsverbindingen zijn. Iemand kan van muziek houden, literatuur, poëzie. Dan denk je: zo iemand zou eens Freud moeten lezen. Als je dat ontdekt, heb je wat gedaan. Je kunt door goed te luisteren naar wat iemand níét zegt, onuitgesproken behoeften raden en hem’ zo helpen aan wat achtergrond. Het kan zijn dat iemand denkt dat hij iets theoretisch lezen wil over het feminisme, maar dan veel meer geholpen is met een roman. “Literatuur is hakken met een bijl in ijs,” zei Kafka, en zo is het.’
Mijnheer Kreyns maakt samen met Neel Derwig sinds vijfentwintig jaar de eigenzinnige selectie van zijn boeken voorraad, en creëert lokale bestsellers: Max Frisch en Ingeborg Bachmann werden door Kreyns' ijver geliefde Bredase literatuur. Op een tafel die gerangschikt is om bijzondere aandacht te vragen, ligt een opmerkelijk hoge stapel van Louise Erdrichs De suikerbietenkoningin. ‘Aan Victorine of Cohen-Solal hoef je geen extra aandacht te geven. Die geef ik wél aan Louise Erdrich.’ Het begrip éducation permanente valt: ‘Je moet geïnteresseerd bezig zijn, begrip hebben voor kwaliteit, dat is een mentaliteit, en de klant ruikt dat. Dan kun je gel ijk waardige partijen worden.’ Kreyns' nimmer verbouwde winkel is ondanks de weigering om ‘op de trends te gaan varen’ Financieel gezond: ‘We spelen, met één miljoen boeken per jaar, quitte. Het lukt omdat het bon ton is om hier te komen. Aan een motorboot hebben we geen behoefte. Ik ben wel bang dat het ophoudt als Neel en ik er niet meer zijn.’ Dat zijn vak een schitterend vak is, draagt Kreyns ook over op zijn jongste bediende: ‘Op de boekhandelsopleiding die ze volgt hoort ze alleen maar over management. Tussen de middag krijgt ze hier literatuurles van mij. Natuurlijk moet je kennis van de kassa hebben en naar de accountant luisteren, maar het plezier moet er het eerste zijn, niet andersom.’
De komst van het FNAC-filiaal, eind oktober vorig jaar, maakt dat boekhandel Het Landschap in Antwerpen moeilijke tijden door-
‘Zou u dat boek maar liever niet terugzetten’?
maakt: FNAC geeft een korting van ongeveer twintig procent. ‘We hebben de hoop op een vaste boekenprijs voor België opgegeven. Ik kan mijn klanten geen ongelijk geven dat ze bij FNAC gaan kopen. Tenslotte staat het héle fonds van De Bezige Bij, Meulenhoff, Bert Bakker er, en er werken aardige mensen,’ zegt Jan Ceuleers. Het Landschap, acht jaar geleden begonnen als visitekaartje van uitgeverij Kritak, en nu eigendom van De Vries Brouwers, beschouwt hij als ‘een betaalde hobby: we spelen net quitte. Voor buitenlandse boeken gaat men gelukkig niet meer naar Amsterdam. Doordat wij geen vaste omrekeningstabellen hanteren, kunnen die boeken hier wat goedkoper zijn.’
Een winkel als Athenaeum is hier een onmogelijkheid, volgens Ceuleers: ‘Die zou hier meteen failliet gaan. Wij proberen er zo'n tien procent van te zijn. Het consumptieniveau ligt hier laag; van Hugo Claus Het verdriet van België werden in Nederland honderdvijfentwintigduizend exemplaren verkocht, en in Vlaanderen maar twintigduizend exemplaren. Dat zouden er, gerekend naar de verhouding tussen het aantal Nederlanders en Vlamingen veertigduizend hebben moeten zijn. Door de komst van FNAC worden er ook niet méér boeken verkocht. Er is hier ook geen coffeetablebook-effect. Zo'n Robert Hughes, The Fatal Shore, dat wordt in Nederland goed verkocht, maar zouden de mensen het echt lezen?’
Sentimenteel wil Ceuleers niet worden: ‘Het boek wordt kennelijk een supermarktprodukt, misschien moet je dat niet erg vinden.’ Zijn winkel heeft bestaansrecht, ‘alleen al voor die ene man die voor f 5000,- per jaar boeken koopt, maar het ene boek dat hij dubbel bleek te hebben niet mocht ruilen bij zijn boekhandel’, en in elk geval voor de kleine schare trouwe bezoekers: ‘Er wordt hier over filosofie gepraat. Het is soms een café, al schenken we geen alcohol.’ De vraag naar activiteiten: lezingen of extra mooie etalages, die de binding met klanten zou kunnen versterken, doet Ceuleers weemoedig worden: ‘Sinds we geen showroom meer zijn van Kritak, zijn presentaties te duur geworden. We deden wel eens gekke dingen met de etalage, maar dat gaat er een beetje af. Omdat we ouder worden, misschien? Een etalage met alleen Kafka erin, en de rest van de winkel leeg laten, dat lijkt me wel wat.’
■
|
|