[20 februari 1988 - Nummer 7]
Ter zake
Diny Schouten
In juni vorig jaar stonden de drieëntwintig werknemers van De Europese Bibliotheek uit Zaltbommel op straat: de uitgeverij, inclusief drukkerij en binderij, werd toen op last van de fiscus ‘uitgewonnen’. De drukkers en binders vonden inmiddels weer werk, maar de zeven personeelsleden van de uitgeverij waren moeilijker te plaatsen. Inmiddels is De Europese Bibliotheek als een feniks uit haar as verrezen, nadat De Walburg Pers zich erover ontfermde. ‘Zonder alleen de krenten uit de pap te halen,’ zegt directeur C. Schriks van het Zutphense Walburg Instituut, houdstermaatschappij van de (wetenschappelijk-historische) Walburgpers. Schriks zag zich geconfronteerd met twaalfhonderd schuldeisers. Het betrof het achterstallige honorarium van de auteurs van de evenzovele boekjes met oude ansichten waarvan De Europese Bibliotheek er 3500 produceerde. Het zou te ver gaan om te zeggen dat die twaalfhonderd oud-onderwijzers en gemeentesecretarissen uit negen landen - geen gehucht in Duitsland, Oostenrijk, Denemarken, België, Frankrijk, Zwitserland, Oostenrijk en het Verenigd Koninkrijk, lijkt te zijn ontkomen aan een boekstaving in oude ansichten - in opstand kwamen, ‘hoewel er een paar lastposten bij waren’, maar velen onder hen schreven brieven om opheldering naar Zaltbommel. Voor de aardigheid, ‘omdat het toch leuk zou zijn de bv te redden’ is er volgens Schriks ‘door een unieke samenwerking tussen curator, de rechter-commissaris, de register-accountant en het Walburg Instituut’ een akkoord tot stand gebracht van vijfentwintig procent, waarvoor de volmachten van het vereiste tweederde van het aantal schuldeisers nu binnen zijn. De verificatie-vergadering vindt plaats op 25 februari. Helemaal om niet kan het royale gebaar van
het Walburg Instituut niet zijn; dat de achterstallige honoraria nu toch - gedeeltelijk - betaald worden, betekent voor De Europese Bibliotheek het behoud van een reservoir aan bereidwillige amateur-historici. Schriks prijst de toegewijdheid van Europese Bibliotheek-uitgevers Matthijs van Uijthoven en Irene ter Beeck, die een halfjaar na het faillissement alweer tweehonderd nieuwe titels hebben uitgegeven. Helemaal gerust op de toekomst van De Europese Bibliotheek is Schriks nog niet: ‘Inderdaad, van het gouden idee der ansichtkaartenboekjes is de glans toch wat gesleten. Er komt een tijd dat mensen zeggen: die boekjes met oude ansichten hebben we nu wel gezien.’
Het voorbeeld volgend van Jules Deelder en A. Moonen trekt nu ook Johnny van Doorn het land in met een avondvullend theaterprogramma: theateragenten lijken in de literatoren een nieuwe markt te hebben aangeboord. Johnny van Doorn, voorheen The Selfkicker, eindigt zijn toernee volgende maand in de Amsterdamse Kleine Komedie, direct gekoppeld aan de verschijning van zijn dagboeken Door de weken heen als nieuwe titel - geen herdruk - in de witte pocket-serie van de Bezige Bij. Ter redding van de bedreigde Kleine Komedie zal Van Doorn een bezweringsformule uitspreken, een extra reden om te komen kijken, hoopt het echtpaar Van Doorn.
‘Bijna negentien jaar na het lanceren van de bekende reeks Bulkboeken, brengt de Amsterdamse uitgever Theo Knippenberg nu een nieuwe reeks op de markt, de budgetboeken.’ Met die aanhef introduceert Th. Knippenberg & Co. Wetenschapsuitgevers een reeks Nederlandse literatuur voor f 1,87 per ‘boek’: KAOS-budgetboeken. De eerste serie van vier deeltjes, van en over Rudy Kousbroek, Midas Dekkers, Dick Hillenius en Renate Rubinstein, ‘met gratis meegeleverde literatuurdoos’, tellen tachtig bladzijden. Knippenberg claimt dat hun omvang vergelijkbaar is met ‘een paperback van circa 150 bladzijden’, maar zulke vergelijkingen moet men, met vierhonderd woorden per budgetboek-pagina, wellicht niet al te bekrompen zien. Knippenberg is vervuld van goede bedoelingen: de ‘nostalgisch’ genoemde prijs (f 7,50) ‘heeft alles met de toekomst te maken, met de afnemende welvaart, het steeds duurder worden van boeken, en het onderwijsbeleid van mijnheer Deetman’. De opbrengsten zijn bestemd voor een goed doel: de stichting The Future of AH Our Children, ‘die zich inzet voor jongeren over de hele wereld. Het bestuur van deze stichting bestaat uit Nobelprijswinnaars uit verschillende landen, onder voorzitterschap van prof Jan Tinbergen.’ ‘Het idee is ontstaan toen we aan fondsvorming voor dat comité gingen denken om leuke dingen mee te doen. We kwamen uit op boeken die door jongeren gekocht zouden worden,’ zegt Knippenberg over zijn zelfopgerichte Rotary-club van Nobelprijswinnaars. We kennen echter al een uitgeverij Knippenberg in Amsterdam, al evenzeer een uitgeverij die ‘literatuur op krantepapier’ brengt met even bescheiden prijzen:
de Bulkboeken. Die uitgeverij, inderdaad opgericht door Theo Knippenberg, wordt sinds 1977 echter beheerd door Knippenbergs ex-vrouw, Patty Voorsmit. Eigenares-uitgeefster Patty Voorsmit vat de concurrentie door haar voormalige echtgenoot serieus op, en heeft inmiddels een advocaat in de arm genomen: ‘Het is héél teleurstellend, en het kan juridisch ook niet.’ Theo Knippenberg voorziet echter geen moeilijkheden met de naamgeving noch met het imiterende produkt: ‘Op de eerste plaats héét ik zo, en ik heb me heel bewust Knippenberg & Co, Wetenschapsuitgevers, genoemd om de afstand zo groot mogelijk te houden. Onder die naam geven we al twee jaar het wetenschapsmagazine Kaos uit. In de reeks komen net als in Kaos alleen maar essays, geen romans, zoals in de Bulkboeken.’
Precies op de dag dat de onlangs verschenen Grote Poëzie Bloemlezing ‘voor visueel gehandicapten en andere grote letter-liefhebbers’ van de drukpers kwam, ontving de Eindhovense Citroenpers de weigering van Gerard Reve voor overname van het gedicht ‘Loos alarm, over kunstbroeder Simon Carmiggelt’ uit de door Van Oorschot uitgegeven Verzamelde gedichten. Tevergeefs poogde uitgever Aldert Walrecht de persen nog te stoppen en de betreffende bladzijde dan maar leeg te laten, maar helaas, de drukkerij had het papier een paar dagen eerder binnengekregen dan voorzien en had door het uitvallen van een andere drukorder de betreffende vellen reeds bedrukt. ‘Goede raad - van het advocatenkantoor Boekel, Van Empel & Drilling te Amsterdam - was duur,’ laat Walrecht weten, en derhalve werd een kort geding niet afgewacht, al was de verwachting dat dat gewonnen zou kunnen worden met een beroep op educatief belang en de jurisprudentie van de ‘Komrij-kwestie’: een aantal dichters procedeerde in 1980 zonder succes tegen de keuze die Gerrit Komrij deed voor zijn bloemlezing van de negentiende en twintigste eeuw. ‘Het zal misschien enigszins laf lijken dat de Citroenpers het niet op een kort geding heeft laten aankomen, maar alle ellende en (advocaten)kosten leveren meer verlies op dan de uiteindelijke winst van het gelijk,’ vindt Walrecht, die het vervolgens minnelijk schikte met Reve: in een volgende druk zal het gedicht Loos alarm niet zonder toestemming van de auteur worden opgenomen, en de Citroenpers betaalt Reve aan auteursrechten voor de reeds gepubliceerde druk van tienduizend exemplaren het tienvoudige van wat andere auteurs ontvingen. Walrecht troost zich met het bezit van ‘een mooie brief met kroontjespen en galnoten inkt’ én heeft sindsdien
het onuitwisbaar beeld op het netvlies staan van de opstelling van de heer Reve en zijn secondant Joop Schafthuizen, ‘wier behartiging van de eigen belangen niet ondergeschikt wordt gemaakt aan het belang van de Grote Poëzie Bloemlezing voor het volk.’ ‘Je moet die zaken nuchter zien,’ legt Gerard Reve uit in een bondig college voor wie zelf uitgever wil worden. ‘Het is een bepaalde methode van uitgeven waarbij je zaken doet met andermans kapitaal zonder te hoeven investeren in auteurs, wat echte uitgeverijen doen. Je harkt wat auteurs bijeen voor een bloemlezing, hun uitgevers geven toestemming, want ze willen hun auteurs niet te kort doen. Voor f 35,- per pagina kun je zo een flinke winst binnenhalen. Ik denk dan: sterf, en ik weiger daaraan mee te doen. Ik wil best een hele avond dansen en springen voor spastische kinderen, maar niet als iemand daar f 8000,- aan overhoudt.’