Uitwisseling van beleefdheden
Veel brieven heeft de dichter Gerrit Achterberg (1905-1962) niet geschreven, en de brieven die van hem bewaard zijn gebleven zijn ook niet erg interessant. Dat bleek al uit zijn (weinig omvangrijke) correspondentie met Marsman en Vestdijk, opgenomen in de nummers 8 en 9 van de Achterbergkroniek. Het blijkt opnieuw uit de (al evenmin omvangrijke) briefwisseling met Gerrit Kamphuis die nu in boekvorm bij Querido is verschenen (Gerrit Achterberg, Briefwisseling met Gerrit Kamphuis. Bezorgd door R.L.K. Fokkema en Gerrit Kamphuis, m.m.v. Joost van der Vleuten, 94 p., f 25, -). Zelfs de flaptekst waarschuwt al: ‘Hier zijn geen grote epistolaire talenten aan het woord.’
Het boekje bevat zestien brieven en briefjes van Achterberg en vijf van Kamphuis. Zij zijn geschreven in de jaren 1936-1946, de meest bewogen periode uit het leven van Achterberg. Hij was, nadat hij in december 1937 met een pistoolschot zijn hospita gedood en haar zestienjarige dochter verwond had, ter beschiking van de regering gesteld. Van 1938 tot 1943 verbleef hij in psychopatenasiels, klinieken en zwakzinnigeninrichtingen; van medio 1943 tot medio 1946 mocht hij, onder toezicht, bij gezinnen inwonen.
Over deze penibele omstandigheden valt in de brieven nauwelijks iets te lezen. Ook de oorlog blijft vrijwel onbesproken. De correspondenten beperken zich tot het uitwisselen van beleefdheden en feiten. Het gaat in de meeste brieven over namen, titels, data en afspraken, - niet over ideeën, gedachten of gedichten en al helemaal niet over gevoelens. Slechts één keer veroorlooft Achterberg zich een uitbarstinkje, als hij, wanhopig van het zoeken naar een werkkring, in februari 1946 aan Kamphuis schrijft: ‘Beste Gerrit, wij loopen wanhopig te zoeken, 8 maanden lang, en vinden niets, Niets. Hoe moet dit gaan? In deze “democratische” staat is er geen werk voor mij? Wij worden er moedeloos onder en weten niet meer wat we moeten doen.’
Voor het overige is Achterbergs toon afstandelijk, aarzelend en, als het om inhoudelijke zaken gaat, terughoudend; ‘Maar ja, dit is met geen twee woorden te zeggen’, ‘Dit zijn groote woorden, slecht gezegd of zoo, maar misschien begrijp je 't’, ‘Vergeef het me als het je voorkomt dat ik 't zoo niet moet zeggen; maar wil het begrijpen.’
Na deze weinig openhartige correspondentie vormen de vier vriendelijke brieven van Achterbergs vriendin Annie Kuiper aan Kamphuis (opgenomen in een bijlage) een verademing. Zij was gedurende enige tijd Achterbergs zaakwaarneemster en toeverlaat; zij verzorgde zijn correspondentie als hij er zelf niet toe in staat was: ‘Ik ben dood zoolang ik van m'n vrijheid beroofd ben,’ schreef hij haar.
Veel nieuws bevat deze uitgave niet. Vier van de vijf brieven van Kamphuis werden al eens eerder gepubliceerd (in het Achterbergnummer van Maatstaf uit 1964), terwijl Kamphuis zelf nog niet zo lang geleden een uitgebreid artikel wijdde aan de brieven van Achterberg aan hem (in het tweede nummer van de Achterbergkroniek). Curieus is het prozafragment dat Achterberg op 7 oktober 1943 aan Kamphuis gezonden moet hebben, - curieus, omdat van Achterberg nog nooit enig proza gepubliceerd is. Helaas is het niet opgenomen. Overigens is er door de bezorgers gestreefd naar volledigheid. De twintig bladzijden tekst worden voorafgegaan door een inleiding en een verantwoording en gevolgd door zes afbeeldingen, een bijlage met de brieven van Annie Kuiper, aantekeningen, een register en vooral veel noten. Zeventig pagina's commentaar kunnen echter niet verhelen dat het hier gaat om een editie van eenentwintig kattebellen.
GM