Ter zake
Diny Schouten
Om het dertigjarig jubileum van Marga Minco's Het bittere kruid passend te vieren, kreeg de dochter van de schrijfster, literair journaliste Jessica Voeten, de opdracht van uitgever Bert Bakker om de literaire historie van het boek te schrijven. Bij het doornemen van het ‘Minco-archief’ van het Letterkundig Museum trof de onderzoekster een buitengewoon lovend maar ongedateerd juryrapport aan van de Stichting Kunstenaarsverzet 1942-1945. Die ‘Verzetsprijs’ is Marga Minco echter nooit toegekend. Uit de namen van de ondertekenaars: Bert Schierbeek, Han G. Hoekstra, Anne Mulder en Gerrit Borgers blijkt dat het - minus Borgers - om dezelfde jury gaat die in 1957 de prijs toekende aan W.F. Hermans ‘voor zijn verdiensten op het terrein van het korte verhaal’. Die prijs werd door Hermans niet aanvaard. R.F. van Heusden, sinds veertig jaar secretaris-penningmeester van de Stichting Kunstenaarsverzet, neemt aan dat het nu gevonden juryrapport over Marga Minco een concept is dat Gerrit Borgers uit voorzorg schreef: ‘Borgers had kennelijk een vermoeden dat Hermans de prijs niet zou willen accepteren.’ ‘Borgers had gewild dat we eerst aan Hermans hadden gevraagd of hij hem wilde aannemen. Het bestuur ging daar niet op in,’ herinnert Van Heusden zich, ook dat Borgers zich daarna boos uit de jury terugtrok, zodat het bestuur onkundig bleef van Marga Minco als ‘tweede keus’. Het rapport is kennelijk uit Borgers' nalatenschap bij de papieren van Marga Minco terechtgekomen, reconstrueert Van Heusden, die in dezen liever niets gepubliceerd zag, ‘want het is zo gênant voor Marga Minco’. De enthousiaste toon van het rapport ervoer de schrijfster echter als verrassend: ‘Voor
schrijvers kan het kennelijk verbazingwekkend zijn om af en toe eens in je eigen archief te gaan kijken,’ vindt Marga Minco, op wier schrijverscarrière slechts één maal (in 1958) een kroon is geplaatst: de Vijverbergprijs van de gemeente Den Haag.
elsevier
De directiesecretaris van Kluwer, mr. R.A.F. van der Wal, schreef een geschiedenis van de overname- en fusieperikelen van Kluwer gedurende de afgelopen zomer. Die geschiedenis zal - verluchtigd met cartoons die in dag- en weekbladen verschenen - ‘intern voor het nageslacht worden vastgelegd,’ aldus een brief die aan redacties toestemming vraagt voor reproduktie van de betreffende tekeningen. Het boekje zal verschijnen in een beperkte oplage en komt níét in de handel. Dat de buitenwereld wel eens nieuwsgierig zou kunnen zijn naar deze publikatie begrijpt mr. Van der Wal volkomen, ‘maar ik kan u op voorhand zeggen dat ik die nieuwsgierigheid niet bevredigen kan. Intern is net zo intern als de notulen op grond waarvan ik de geschiedenis heb geschreven.’ Toch moeten we geloven dat de concernleiding van Kluwer werkelijk geen enkel bezwaar heeft tegen publikaties over de fusie-affaire binnen het eigen huis: ‘Wij zijn een decentrale onderneming. Het is het beleid van iedere uitgever om te beslissen wat er over de overname gepubliceerd wordt en wat niet.’ Dat het aan uitgeverij Sijthoff, onderdeel van het nieuwe Wolters Kluwer-concern, werd verboden om het boek van twee Volkskrantredacteuren uit te geven over de spannende overval van Elsevier op Kluwer staat hier geheel buiten, ‘want u spreekt met iemand van Kluwer, en Sijthoff is van Wolters’.
Van J.P. Klautz (83), van 1930 tot 1954 directeur van Uitgeversmaatschappij Elsevier, zijn de ‘uitgeversmemoires’ gepubliceerd: In de ban van mijn schaduw. Klautz beschrijft in zijn herinneringen hoe hij de laatste jaren van zijn directeurschap vervreemdde van de heersende ideeën over het uitgeven in het door hem zelf geschapen concern. Tegen de opinie van zijn ondergeschikten, dat televisie en databank economisch gezien interessanter media waren dan het gedrukte woord, hield Klautz vast aan zijn geloof in het boek als het aangewezen medium voor de ziel. Klautz blijkt als oprichter van Bres niet voor niets geïnteresseerd te zijn in de niet-zintuiglijk waarneembare wereld. In zijn memoires betoont Klautz zich ook geschokt over de recente in- en verkoopstrategieën van Elsevier, wat desondanks geen reden vormde om zijn boek toch niet als eerste aan Elsevier ter publikatie aan te bieden. Van bestuurslid drs. H.B.M. Luycks kreeg Klautz ‘een heel college’ waarom Elsevier zijn boek niet wilde publiceren. ‘De bestuurders van Elsevier denken in alle ernst dat het tijdperk van het boek afgelopen is en dat er aan het boek geen droog brood te verdienen valt,’ verklaarde Klautz tijdens de feestelijke doop-bijeenkomst van zijn boek, die georganiseerd werd door Klautz' tweede keus als uitgever: de Huizense uitgeverij RPL, ‘uitgevers van multimediale sportprodukties’. In tegenstelling tot wat die omschrijving doet vermoeden, bracht RPL Klautz' manuscript gewoon, ouderwets naar de drukker.
De Nederlandse Boekverkopersbond congresseerde vorige week een dag lang over een begrip dat tot nog toe niet de interesse van Van Dale had: ‘de leesbevordering’. De deelnemende boekverkopers, bibliothecarissen en uitgevers lieten in de aangenomen resolutie niets blijken over platte zorgen omtrent verminderde klandizie. Integendeel, het was de hoge taak van het bestrijden van ‘het functioneel analfabetisme’ waarvan het congres vervuld was. De resolutie constateert een toename daarvan, en ‘overwegende dat deze ontwikkeling gevolgen heeft voor het vervolgonderwijs, voor de cultuuroverdracht, voor de informatie van de burger en dus voor het functioneren van de democratie, voor het bedrijfsleven en de communicatie van bedrijfsleven en consument’, werd daarom de overheid aanbevolen ‘hoge prioriteit te geven aan het moedertaalonderwijs en het lezen krachtig te bevorderen’. Omdat ‘de communicatie tussen bedrijfsleven en consument’ misschien niet de eerste zorg is van het ministerie van WVC - dat de educatieve goede bedoelingen van de boekverkopers ondersteunt met subsidies voor de onlangs opgerichte Stichting Lezen - werd ook het bedrijfsleven opgeroepen ‘zich aktief in te zetten voor leesbevordering’. ‘We kunnen ons wel voorstellen dat dat laatste vraagtekens oproept,’ zegt de secretaris van de Boekverkopersbond Arie Doeser. ‘Concreet betekent het een vraag aan het bedrijfsleven om in zijn eigen belang te participeren in de Stichting Lezen.’
Uitgeverij Meulenhoff heeft een nieuwe roman van de Vlaamse schrijver Jos Vandeloo in voorbereiding. Dat wekt de indruk dat Vandeloo zijn uitgever Manteau verlaten heeft. Vandeloo's succesvolste kleine roman Het gevaar dateert uit 1960, maar hoewel ‘sommige critici zich in de jaren tachtig van zijn werk hebben gekeerd, behoort Vandeloo nog altijd tot de meest gelezen en vertaalde schrijvers in het Nederlands taalgebied,’ verzekert het Winkler Prins Lexicon van de Nederlandse Letterkunde, dat door uitgeverij Manteau in Antwerpen werd geredigeerd. Vandeloo bleef loyaal aan uitgeverij Manteau - toen nog van Elsevier - na het ontslag van uitgever Julien Weverbergh, uit de overweging dat een auteur door naar een andere uitgever over te gaan, als bij een echtscheiding zijn geesteskinderen moet achterlaten. De auteur zelf is onbereikbaar voor commentaar wegens een verblijf als gastdocent in Canada. Uitgever Lionel Deflo van Manteau schrikt op bij het horen dat Vandeloo een roman bij Meulenhoff gaat publiceren: ‘Daar is mij niets van bekend. Er is bij mijn weten alleen een afspraak over een eenmalige editie bij Meulenhoff van Vandeloo's Fantastische verhalen. Vandeloo was hier vorige week nog en hij heeft me daar niets van gezegd.’ Dat Gerard Walschap niet meer tot de auteurs van het Manteaufonds zou horen (Ter Zake van 24 oktober) strookt overigens niet met de werkelijkheid. Bij Manteau is diens Verzameld proza in voorbereiding, waarvan het eerste deel vermoedelijk in het kader van ‘Manteau 50 jaar’ in 1988 zal verschijnen.