Bezwaard moederschap
Vervolg van pagina 14
re. De pupil van het tehuis. De krachten bundelen zich altijd zó dat hij dat is.’
Hoewel of misschien juist omdát het kind in het dagelijks leven niet afhankelijk is van haar legt het een enorme claim op de moeder, die dat als verwijt ondergaat: ‘Ze is zeker niet afhankelijk van mij. Maar ik ben als enige haar moeder, daarin ben ik onvervangbaar en daarom misschien voel ik mij in de greep als ik met haar ben en verder voelt waarschijnlijk niemand dat. Vooral als ik met haar alleen ben. Alle deuren dicht rond haar en mij en wie ik eigenlijk ben daarbuiten. Ik heb geen recht op mijzelf zolang zij er is, zij heeft recht op mij. Ik heb zelfs geen recht op gedachten die niet bij haar zijn. Ik moet denken aan haar, met haar, voor haar. Ik moet bij alles wat zij doet en wat ik zelf doe bepalen wat ze kan, hoeveel ik kan verlangen. De dag is lang met Karen, het weekend is lang. Dat vind ik op vrijdagmiddag al, dat vind ik al voordat het begonnen is. Zolang zij er is, is het alsof ze er altijd geweest is en altijd zal blijven. En wat ik dan voel, dat kan ik mij als moeder helemaal niet als serieuze klacht veroorloven, maar voor mij is het dat toch en ik meen het heel ernstig: wat ik dan voel en waar ik onder lijd is verveling.’
Dat op te schrijven is, gemeten naar de gezinsmoraal van Nederland, een vonnis vellen over jezelf, of toch op zijn minst de aanklacht uitspreken. Je moet gekwéld zijn, wil je daartoe komen.
Nooit meer gewoon is een troosteloos boek, op het pleeggezin na dat Karen adopteert, zodat de echte moeder en de pleegmoeder het kind om en om opzoeken en thuis hebben. Dat is dan ook het enige. De andere troost die je zou kunnen bedenken is eigenlijk alleen maar meer ballast: meer georganiseerd contact met het tehuis, dus meer oudervergaderingen, vieringen, helpen met stoelen sjouwen als de Sint komt, en, zegt Anne Marie Metz, meestal nul op het rekest als de oudervereniging aarzelend voorstelt iets te veranderen binnen de inrichting. Ook dat laatste is onvermijdelijk, en ze is zelf de eerste om dat toe te geven: inspraak verdraagt zich nu eenmaal slecht met een gecompliceerd bedrijf als een inrichting.
Het enige dat er op zit is waarschijnlijk al even onmogelijk: je als ouders vrij te voelen in de inrichting, vrij om lof te uiten, dankbaar te zijn, kritiek te hebben en op een volwassen toon met de werknemers te praten. Zou dat kunnen? Of wordt dat toch weer één tegen allen? Ik ben bang van wel.
■