Letterkundig Nederland
‘De leesbaarheid van een drukletter bezit een nauwkeurige parallel in de hoorbaarheid van de menselijke stem. Een voorlezer moet elk woord hoorbaar en duidelijk uitspreken; maar binnen de grenzen der hoorbaarheid ligt de gehele variatie van spreekstijlen, van de saaie, eentonige dreun tot de oneindig flexibele en overredende toon van de goede spreker. De letter is de stem van de gedrukte pagina. Ze kan leesbaar en vervelend, of leesbaar en boeiend zijn, al naar haar ontwerp en uitwerking. Met andere woorden, er is verschil tussen leesbaarheid volgens de boekenliefhebber en leesbaarheid volgens de oogarts.’ Lezers van Huib van Krimpens Boek over het maken van boeken (1986) zal deze uitspraak uit 1933 van Beatrice Warde bekend voorkomen, want Van Krimpen koos haar voor zijn ‘Parade van boekletters’: daarin is zij vijfenzeventig keer achter elkaar opgenomen.
Als de letter de stem van de gedrukte pagina is, dan is de letterontwerper de spreker van de gedrukte pagina. Vijf van die sprekers komen aan het woord in het boekje Letterontwerpers van Mathieu Lommen. Het bevat gesprekken met Dick Dooijes, Sem Hartz, Chris Brand, Bram de Does en Gerard Unger. Het boekje (dat was aangekondigd onder de mooiere, maar misleidende titel Nederlandse letter-kunde) verscheen tegelijk met de expositie Nederlandse letterontwerpers na 1945, die onlangs in het Rijksmuseum Meermanno-Westreenianum in 's-Gravenhage werd gehouden.
De letters van deze ontwerpers worden ook hier aan een en dezelfde tekst gedemonstreerd. Lommen koos een mooi fragment uit Tegen de keer van J.-K. Huysmans, over de gewoonte van de hoofdfiguur. Des Esseintes, om zijn lievelingsboeken opnieuw te laten zetten uit een door hem zelf gekozen letter. Smaken verschillen, zo blijkt hieruit, en ze veranderen ook in de loop der eeuwen - reden waarom er al vijfhonderd jaar lang voortdurend nieuwe letters worden ontworpen. De ideale letter bestaat niet. John Dreyfus voorspelt in zijn voorwoord bij deze uitgave dat de behoefte aan nieuwe letters de komende decennia zelfs sterk zal toenemen, vanwege de nieuwe ontwikkelingen in de zet- en druktechniek.
De geïnterviewden spreken zich hier uit over hun opvattingen, de veranderingen in het grafische bedrijf, de tijd en moeite die het ontwerpen vergt (Unger werkte tweeëndertig uur onafgebroken aan de eerste onderkast-letter van zijn Demos) en over de langdurige strijd die zij soms hebben moeten voeren om hun letter doorgevoerd te krijgen. Sem Hartz kon na vijf jaar zijn Emergo voltooien omdat hij stempelsnijder P.H. Rädisch een schilderij van zijn vader had beloofd wanneer hij geen verdere aanmerkingen zou hebben.
Maar het interessantst zijn de passages waarin de ontwerpers zich over de letters zelf uitlaten. Dick Dooijes betreurt het lot van Sjoerd de Roos die voor zijn ontwerpen rekening moest houden met de normaallijn: ‘De g van de Hollandse Mediaeval is daar het slachtoffer van geworden, want voor een onderkrul was gewoonweg geen ruimte. Ik denk dat De Roos er echt over ingezeten heeft, dat hij de klassieke g-vorm niet kon toepassen. In Duitse antiqua's zie je overigens ook vaak zo'n onmogelijk g'tje.’
Verrassend is ook Bram de Does' verklaring voor het feit dat de romein van zijn Trinité één graad schuin staat: ‘Er is niets storender (...) dan een schrift dat terugvalt. Het kan beter nog naar voren vallen, met de leesrichting mee. Neem de onderkast I bij voorbeeld. Die letter heeft onder een schreef links en rechts, en boven alleen een schreef links, wat een tuimelwerking naar links veroorzaakt. Ook de t vertoont als je hem zuiver verticaal zet de neiging achterover te vallen. En bij de a heb je een bovenkant die naar links wijst en een onderschreef die naar rechts wijst, wat natuurlijk een draaiende werking tot gevolg heeft. Jan van Krimpen kreeg bij de Romulus in de gaten dat een a een beetje scheef moet staan... Wat Van Krimpen echter niet zag, was dat de b, de d, de t, de rechterpoot van de n en de m en de linkerpoot van de u ook iets scheef gezet moeten worden om ze recht te laten lijken, om te voorkomen dat ze achterover lijken te vallen.’ Letterontwerpers (Joh. Enschedé en Zonen, 80 p., f 25, -) is, natuurlijk, mooi vormgegeven, door Mart Kampers en Hannie Pijnappels. De tekst werd gezet uit de oorspronkelijk door Jan van Krimpen ontworpen Lasercomp Spectrum.
GM