De hangende scheuring tussen de witte en de zwarte paus
Hoe in Zuid-Amerika ook een theologische strijd wordt uitgevochten
The Jesuits The Society of Jesus and the Betrayal of the Roman Catholic Church door Malachi Martin Uitgever: The Linden Press (Simon and Schuster) 525 p., f 52,05 Importeur Van Ditmar
Chris van der Heijden
Als Malachi Martin gelijk heeft, zal er binnen afzienbare tijd in de katholieke kerk iets gebeuren dat weleens ‘de tweede reformatie’ genoemd zou kunnen worden. En dit keer zullen de ‘protestanten’ jezuïeten zijn, dezelfde jezuïeten die al meer dan vier eeuwen het symbool zijn van rooms-katholieke orthodoxie. De kerk door zijn lijfwacht vermoord, dat is de stelling van Martin. De kerk door zijn waakhonden verwond om er beter van te worden, zo zal iemand met een meer progressieve optiek het verhaal van deze voormalige en oerconservatieve jezuïet kunnen interpreteren. Hoe dan ook, de kerk staat opnieuw op barsten en ook nu zullen de consequenties daarvan veel verder reiken dan het instituut zelf en gevolgen hebben voor onder meer de politiek in Polen en Midden-Amerika.
Het keerpunt kwam zo'n twintig jaar geleden - na de dood van Johannes XXIII en de afsluiting van diens levenswerk, het Tweede Vaticaans Concilie. Dat concilie betekende een overwinning van het ‘modernisme’ binnen de katholieke kerk, een stroming die uit het eind van de vorige eeuw dateert en grofweg te omschrijven is als een ‘horizontalisering’ van de kerkelijke boodschap: niet de eeuwigheid maar de aarde was het doel van katholieke activiteit. Deze boodschap - nooit met zoveel woorden uitgedragen maar impliciet vervat in de redevoeringen en besluiten van het Concilie - viel met name bij de jezuïeten op vruchtbare bodem en dat was met name te danken of te wijten aan Teilhard de Chardin, een tiental jaren tevoren overleden en twintigste-eeuws symbool van jezuïetische scherpzinnigheid. Kort na afsluiting van het Concilie kwamen de jezuïeten bijeen voor een generaal conclaaf (mei 1965 - november 1966) waarvoor maar liefst 1900 discussiepunten ingestuurd waren. En toen het conclaaf voorbij was, bleek dat de hellehonden van de rooms-katholieke orthodoxie alle traditionele termen overboord gezet hadden en binnen geheel nieuwe kaders wilden denken. Van Schepping, Erfzonde, Laatste Oordeel was nauwelijks nog sprake; onderzoek, hulp aan de mensheid en anticonservatisme werden hun wachtwoorden. De keuze van de nieuwe generaal (de formele aanleiding voor de bijeenroeping van het conclaaf) paste goed bij deze koerswijziging. Dat werd Pedro Arrupe. Hij was evenals de stichter van de orde een Bask. In 1938 werd hij naar Japan gestuurd waar hij sterk onder de indruk raakte van het hindoeïsme: hij bad in Zen-houding, schreef haiku's en werd liefhebber van de theeceremonie. Betekende dit op zich al een afstand van het westers katholicisme, zijn denkwereld veranderde in augustus 1945 definitief. Als superieur van het klooster in Nagatsuka, enkele kilometers ten noorden van Hiroshima, maakte hij het bombardement van nabij mee
en vormde hij met zijn medebroeders het eerste medische team. Die ervaring zou hem zo sterk tekenen dat hij God voortaan ‘superatomisch’ noemde en ervan overtuigd raakte dat het tijdperk van de bom een nieuwe religie vereiste. Enkele jaren na afsluiting van het conclaaf van de jezuïeten en de verkiezing van Pedro Arrupe werd die ‘nieuwe religie’ onder de noemer bevrijdingstheologie geformuleerd en dat gebeurde - niet verwonderlijk - precies in dat werelddeel waar ook Rome zijn hoop op gevestigd had: Zuid-Amerika.
Ernesto Cardenal
abc
De publikatie van een boek met die noemer in de titel door de Peruaanse priester Gustavo Gutierrez in 1973 betekende een definitieve scheiding van wegen. Sindsdien staan Rome met zijn witte en de jezuïeten met hun zwarte paus als onverzoenlijke vijanden tegenover elkaar. Tot de dood van Paulus VI in 1978 werd die vijandschap nog met de mantel der liefde bedekt - ook al omdat deze paus een belangrijke rol gespeeld had in de Tweede Vaticaans Concilie en in ieder geval in naam het werk van zijn voorganger wilde voortzetten. Maar met de verkiezing van Karol Wojtyla veranderde dit definitief. Zonder dat deze het ooit met zoveel woorden gezegd heeft, uit zijn handelen spreekt één boodschap als de voornaamste: alles wat naar modernisme zweemt, alles wat tijdens en door het Tweede Vaticaans Concilie bedacht en gedaan werd, is een dwaalweg. De kerk heeft alleen toekomst als zij terugkeert naar de waarheden die eeuwen gegolden hebben en pas sinds vijfentwintig jaar verlaten dreigen te worden. En aangezien de jezuïeten meer dan welke groepering ook deze nieuwe richting vertegenwoordigen, zijn zij de belangrijkste ‘vijand’ van de paus. Maar wat kan een paus doen? Toen iets meer dan tweehonderd jaar geleden paus en jezuïeten tegenover elkaar stonden, nam de eerste een simpel besluit: hij hief de orde op. Nu zou een dergelijk bevel geen enkel effect hebben. De gebeurtenissen in Nicaragua bewezen dat.
Meer dan negentig procent van de bevolking in Nicaragua is (was?) katholiek zodat de sandinistische oppositie - marxisten als Daniel Ortega en Tomás Borge - ook wel begreep dat zij op een of andere manier de hulp van de kerk moest krijgen om Somoza en de zijnen te onttronen. Die hulp kreeg zij van twee broers, jezuïeten: Fernando en Ernesto Cardenal en via hen van veel andere Nicaraguaanse intellectuelen die bijna zonder uitzondering bij de jezuïeten schoolgegaan waren. De theologische raison van deze keuze vonden de Cardenals en de hunnen in de bevrijdingstheologie: het doel van het christendom is de bevrijding van de (met name onderdrukte en arme) mens uit de ketenen die door grootgrondbezitters en kapitalisten (lees: Amerikanen) geslagen zijn. Dat dit marxisme was met een ander jasje aan werd niet als een nadeel ervaren, integendeel. Alleen door de aaneensluiting van deze twee krachten kon de overwinning behaald worden en bovendien: had Marx niet hetzelfde bedoeld als Christus? Was de ‘jonge Marx’ niet heel wat humanistischer dan zijn leerlingen beweerd hadden? Was Christus niet veel wereldser dan de kerk had doen voorkomen? Hoe dan ook, toen de sandinisten in 1979 de overwinning behaalden, werden er maar liefst vijf priesters in de junta opgenomen en talloze anderen elders in de regering ingeschakeld. Nicaragua was het eerste land waar de nieuwe theologie in praktijk gebracht werd. In 1980 schreef Ernesto Cardenal het met zoveel woorden: ‘deze revolutie is fundamenteel getekend door christelijke liefde’. En een collega van hem (de jezuïet Alvaro Arguello) ging nog verder door te beweren dat ‘iemand die in Nicaragua niet bereid is om aan de revolutie mee te doen, zeker geen christen is. Christendom staat tegenwoordig gelijk aan revolutionair zijn.’
Nu was dit alles voor de Poolse paus en zijn curie al erg genoeg maar rampzalig was het vooral omdat hierdoor de Ostpolitik van het Vacitaan gewoon belachelijk gemaakt werd. Hoe kon Karol Wojtyla in Polen nu zijn zogenaamd apolitieke, antimarxistische politiek uitdragen terwijl zijn ideologen aan de andere kant van de wereld precies die politiek propageerden en zelfs over een heel werelddeel verbreidden? Onmogelijk was het ook om het op een directe breuk aan te sturen: als de kerk zijn vuile was buiten ging hangen, bleef er van de geloofwaardigheid van het instituut niet veel over. Het enige dat het Vaticaan kon doen was hard maar voorzichtig manoevreren. Zo beweerde het talloze keren dat een politieke functie niet verenigbaar was met het clericaal ambt en toen het uiteindelijk eiste dat de priesters hun wereldse taak neer zouden leggen, gebeur-
Vervolg op pagina 12