Middenpositie
Toch is naïveteit beslist niet de kwalificatie waarmee Callaghan het best gekarakteriseerd zou kunnen worden. Daarvoor is zijn carrière in zijn partij én in de Britse politiek te indrukwekkend en langs te diepe ravijnen en te veel slangekuilen verlopen. Zijn intrede in de landspolitiek vond, zoals vermeld, in juli 1945 plaats. Zelf benadrukt hij overigens daarbij vooral het element toeval. Zijn verkiezing tot Labour-kandidaat voor het district Cardiff South and Penarth geschiedde met een meerderheid van slechts één stem. Voor zijn verkiezing tot MP had Callaghan (die overigens afstamde van James Garoghan, maar zijn vader veranderde zowel zijn naam als zijn geboortedatum bij zijn indiensttreding bij de marine) met name ervaring opgedaan in het lokale vakbondswerk. Nadat hij zijn ‘working class’-omgeving was ontgroeid door het aanvaarden van een witte-boordenbaan bij de belastingdienst, dienden zijn activiteiten in de vakbond voor zijn beroepsgroep als voedingsbodem voor een politieke loopbaan. Ministeriabel werd hij eerst in de jaren vijftig toen Labour vanaf de oppositiebanken een van haar roerigste tijden meemaakte tijdens de gevechten tussen ‘linkse’ Bevanites en ‘rechtse’ Gaitskellites. Callaghan, die deze periode opvallend genoeg overslaat, nam een middenpositie in die tot gevolg had dat hij in de verkiezingen om het politieke leiderschap van Labour na de dood van Gaitskell in 1963, het zowel aflegde tegen Harold Wilson (de kandidaat van links) als tegen George Brown (de kandidaat van rechts).
James Callaghan
abc
Toen Wilson in het daaropvolgende jaar een regering formeerde, kreeg Callaghan het ministerie van Financiën toebedeeld. Daar werd hij geacht met hand en tand de waarde van het pond sterling te verdedigen en te handhaven op de in 1949 vastgestelde wisselkoers van 1 pond = 2,80 dollar. Een hopeloze strijd, waarbij Callaghan in het tweede deel van zijn memoires uitvoerig stil blijft staan. Na drie jaar vergeefse moeite moest hij erkennen dat het pond zwaar overgewaardeerd was en volgde, na 1949, de tweede grote naoorlogse devaluatie van het pond onder een Labour-regering. Callaghan hield de eer aan zichzelf en vroeg, en kreeg, overplaatsing naar het ministerie van Binnenlandse Zaken. Zijn ambtstermijn daar en, na de verkiezingsnederlaag in 1970, vervolgens zijn positie in het schaduwkabinet, vormden daarop een periode van relatieve windstilte.
Callaghan keerde weer terug in het voorste gelid in 1974 toen hij minister van Buitenlandse Zaken werd en vervolgens premier, nadat Wilson teruggetreden was. Hij doet uitgebreid verslag van zijn buitenlandse reizen en contacten met hoogwaardigheidsbekleders, waarbij Kissinger en Ford veelvuldig lof wordt toegezwaaid. Maar ook in deze delen over zijn laatste twee functies laat Callaghan de lezer teleurgesteld achter. Geen onthullingen, geen dagboekaantekeningen (die er blijkens veelvuldige verwijzingen in de tekst wel degelijk zijn), geen persoonlijke correspondentie en geen felle polemieken met politieke tegenstanders. Alles waardoor memoires vaak zo lezenswaardig en controversieel zijn ontbreekt. Zelfs zijn grootste politieke tegenstander zal in dit boek geen aanleiding vinden in het geweer te komen. De enige die het uiteindelijk nog in enigermate moet ontgelden is de toenmalige Israëlische premier Begin, en daar zal niemand zich echt over verwonderen.
Time and Chance eindigt met de verkiezingsnederlaag van Labour in 1979 en de komst van Margaret Thatcher. De daaropvolgende richtingenstrijd in Labour, het interregnum onder Michael Foot en de verkiezing van de nieuwe realist Neil Kinnock tot politiek leider worden in twee pagina's afgedaan. Met typisch Brits understatement beschrijft Callaghan dit tijdvak met ‘it was not a happy time.’ Voor de geïnteresseerde historicus, politicoloog of leek is dat zonder meer teleurstellend. Memoires bieden nu eenmaal aan publieke figuren de mogelijkheid om zonder blad voor de mond en met hun eigen oogkleppen op hun visie op hun eigen functioneren, en dat van anderen, te geven. Het ontbreken daarvan maakt Time and Chance vaak tot een moeizaam leesbaar en af en toe weinig verhelderend boek.
■