Hammer
Vervolg van pagina 10
Als we Hammer moeten geloven is vrijwel iedereen met die neiging behept.
Dit alles neemt niet weg dat ik Hammers biografie met genoegen heb gelezen, met name de gedeelten over zijn ‘business’. Hij gunt de lezer een fascinerende blik achter de schermen van het grote zakenleven. Met Amerikaanse openhartigheid op dat stuk vermeldt hij grif hoeveel hij aan deze of gene transactie verdient of wat iets hem kost. Hij biedt zijn tweede vrouw bij de scheiding tien miljoen dollar (voor de jaren vijftig een lief sommetje dat het mens nog niet eens genoeg vond) en we krijgen te horen hoe kostbaar de trouwring van de derde mevrouw Hammer was. Hij zegt: ‘Zaken betekenden voor mij meer dan het vergaren van rijkdom; geld verdienen op zichzelf is nooit mijn voornaamste doel geweest. Ik hield van zakendoen vanwege de uitdaging en moeilijkheid en drama.’ Dit is minder origineel dan hij misschien vermoedt. Iets dergelijks zei Carnegie ook al. Verderop voegt hij hieraan toe: ‘Zakendoen is oorlog.’ Nu heb ik de neiging om te verzoeken mijn portie aan Fik te geven, als ik iemand die ervan barst met dédain over het aardse slijk hoor spreken. Maar Hammer weet het geloofwaardig te maken dat hij een gedrevene was; hij verhoudt zich tot zijn zaken als een kunstenaar tot zijn kunst. Met veel flair, talent en geluk speelde hij het spel waar het hem om te doen was en won als prettige bijkomstigheid veel knikkers. Als hij op het eind van de oorlog wat moeite ondervindt om een mals biefstukje te bekomen, wordt hij gauw veefokker wat hem ook alweer geen windeieren legt. Zijn weg is geplaveid met conflicten, kuiperijen en processen die, zo wil het mij voorkomen, essentieel waren voor het spelgenot.
Een stoet van merkwaardige lieden passeert de revue. Reve heeft zijn man met de landkruiser. Hammer iemand met een landjacht. Maar die was nog lang niet zo maf als koning Faroek die het wilde hebben, die evenwel niet half zo'n fielt was als de sjah van Perzië... Armand Hammer maakt op ons een sympathieke indruk. Waar mogelijk zette hij zich in voor vrede en andere humane zaken, zoals tijdens zijn laatste bezoek aan Moskou voor de stralingsslachtoffers van Tsjernobyl en de vrijlating van Goldfarb en Daniloff. Na zijn inspanningen voor de topconferentie van Genève, zegt hij, inmiddels achtentachtig, dat hij van plan is te blijven leven tot de dreiging van een nucleaire holocaust is weggenomen, een optimisme dat in de Roaring Twenties niet misstaan zou hebben - en misschien is dat wel de ware verklaring voor zijn succes.
■