Begrip als levensvoorwaarde
De werkelijkheid van alledag in de verhalen van Rentes de Carvalho
De juwelier en andere verhalen door J. Rentes de Carvalho Vertaling: Robert Lemm, August Willemsen en Ger Leppers Uitgever: De Arbeiderspers, 198 p., f 34,50
Ed Jongma
Rentes de Carvalho, Portugees van geboorte, kwam in 1956 naar Nederland vooreen baantje op het handelsdepartement van de Braaziliaanse ambassade. Hij is hier blijven hangen, maar ‘promoveerde’ sindsdien tot wetenschappelijk medewerker aan het Portugese Seminarium van de Universiteit van Amsterdam. Dat hij geintrigeerd was geraakt door Nederland blijkt uit zijn boek Waar die andere God woont dat in 1972 verscheen. ‘Het subtielste, best geobserveerde en meest amusante boek over de Nederlanders dat ik ken,’ in de woorden van Rudy Kousbroek. Voor de Nederlander bevat het inderdaad prikkelende lectuur. Niet in de zin dat hij ‘ons een spiegel voorhoudt’, maar dat hij ons laat zien hoe een buitenlander ons kan bekijken. We worden ons even bewust van geconditioneerdheden die een onvermijdelijk gevolg zijn van het leven in een bepaald cultureel verband, maar die gemakkelijk kunnen leiden tot geborneerdheden. Het aardige van Carvalho is dat hij ons dit toont maar tegelijkertijd beseft dat hij in zijn beschrijvingen nooit vrij kan zijn van eigen culturele bepaaldheden. ‘Daarom, beste vriend, maak geen aantekeningen, steek geen beschuldigende vinger uit. Aanvaard dat we verschillend zijn: jij diepzinnig en serieus, ik luchthartig.’
Zijn observaties, soms geamuseerd, soms geïrriteerd, zullen door deze instelling nooit het karakter krijgen van een ‘klacht, noch een aanklacht’. Er is altijd sprake van ‘een poging om te begrijpen’. Niettemin moet hij tien jaar later in een nieuwe druk van het boek constateren dat de kloof toch te diep is: ‘Helaas, het is niet anders: we voelen elkaar slecht aan. (...) Tussen ons bestaan een onbegrip en een verschil in besnaring waarvan de wortels dieper grijpen dan je op deze drassige grond zou verwachten.’ Een blijvende irritatie voor Carvalho is de onuitroeibare zendingsijver van de Nederlander, die hem keer op keer met spandoeken de straat op stuurt. Hij schrijft hierover: ‘Ik twijfel niet aan de oprechtheid van de Nederlander in zijn streven de wereld te verbeteren, overal de blijde boodschap te brengen, met de onschuld van de zendeling die wil dat anderen normen en waarden hanteren die hun vreemd zijn. Maar net zoals de notie van overwinnen achterhaald is (althans zou behoren te zijn), zou het zo ook niet tijd zijn de notie van overreden te vervangen door die van begrijpen?’ Begrip, voor Carvalho zo ongeveer levensvoorwaarde, lijkt bij de Nederlander te zijn blijven steken in het vooroordeel van het eigen gelijk en een daaruit voortvloeiende bedilzucht.
Dit thema heeft Carvalho in een hierop volgende roman, De zevende golf, uitgewerkt. Bob Márquez, een reclamefotograaf, komt in het begin van de jaren zeventig bij toeval in contact met een groep medewerkers van het - hoe zou het anders - Che Guevara Instituut van de universiteit, die in het geheim de revolutionaire bevrijding van de Gran Chaco in Paraguay voorbereidt. Zij zijn geïnteresseerd in Bob omdat hij geboren is in de Chaco (uit een Paraguayaanse vader en een Hollandse moeder die daar het beroep van prostituee uitoefende), en dus volgens hen ongetwijfeld hun zaak zal zijn toegedaan. Maar Bob heeft alle reden van persoonlijke aard om maar liever niet aan zijn Zuidamerikaanse periode terug te denken, en bovendien vervult het gedrag van de gebaarde salon- en spandoekrevolutionairen die gekleed gaan in opgelapte spijkerpakken met leren zijtassen vol stickers, hem met een gezonde weerzin.
Als hij voor het fotograferen van een reclamespot in Lissabon vertoeft breekt daar net de Anjerrevolutie uit en natuurlijk geeft een dag later de groep al acte de présence om alvast een voorschotje te nemen op hun revolutionaire elan. Bob is dan al getrouwd met Martha, een van de leden, maar in het vliegtuig terug hoort hij dat dit voor haar geen aanleiding is geweest om voortaan haar gunsten aan de leden van de movimiento te onthouden. Dat zou niet passen in de ‘tijdgeest’. Voor Bob betekent het dat zijn oude kinderangsten weer geactualiseerd worden en hij besluit met Martha te breken.
De zevende golf is een prachtig boek, waarin Carvalho blijk geeft ook een uitstekend fictieschrijver te zijn. Het is bovendien het eerste boek van zijn hand dat direct in het Nederlands geschreven is en kan dus beschouwd worden als zijn intree in de Nederlandse letteren. Voor hem waarschijnlijk een twijfelachtige eer, want over onze literatuur heeft hij zich in nogal laatdunkende zin uitgelaten. Hij ziet in de literatuur de weerspiegeling van de dieper liggende tendensen en stromingen van de samenleving, en constateert dan: ‘De keerzijde van de maatschappelijke welvaart is deze hopeloze thematische armoede, het geobsedeerde staren naar de navel en omliggende delen, een heleboel drukte om niets en dat moet dan nog voor kunstwerk doorgaan ook.’ Weliswaar relativeert hij zijn standpunt weer door te verwijzen naar zijn buitenstaanderschap, maar men kan toch onmogelijk zeggen dat hij het zich op dit punt erg moeilijk heeft gemaakt.