Oostvlaamse uitroeptekens
In gedachten reisde ik naar het Oostvlaamse Staakte, een buurtschap bij Lokeren. De multatuliaan Julius Pée had daar bijna zijn hele leven gewoond. In de oorlogsjaren meende het bestuur van het Multatuli-genootschap dat Pée iets ergs was overkomen. Hij reageerde niet meer op de brieven die men hem stuurde. Hadden de Duitsers hem iets aangedaan? Het bestuur schakelde Het Roode Kruis in. Na een jaar kwam bericht: Pée woonde nog gezond en wel te Staakte, hij zou er pas in 1951 overlijden.
Op mijn reis ernaartoe nam ik Ada Deprez' Literaire gids voor Oost-Vlaanderen mee (Hadewych, 137 p., f 29,50). Ik zocht naar Staakte, maar trof in het register alleen schrijversnamen aan. Onder Pée vond ik drie paginacijfers, op een van die pagina's Staakte.
Stel, ik zou niet van Pée hebben afgeweten. En stel je voor dat ik op het dorpsplein van Staakte had gestaan en in Deprez' Literaire Gids willen nazoeken welke grote Belg in het buurtschap zijn dagen had gesleten: ik had er de hele gids voor moeten doornemen. Wáár is het plaatsnamenregister? Ik nam vervolgens de Literaire Gids voor Oost-Vlaanderen van pagina 1 tot pagina 137 door. En kwam bloemrijke passages tegen. Bijvoorbeeld over het negentiendeeeuwse Gent: ‘Ongelooflijke wantoestanden van pauperisme, analfabetisme, miserabilisme, pest, cholera en prostitutie deden zich voor en gaven Gent, tot ver in de 20ste eeuw, het uitzicht van een sombere fabrieksstad met verkrottende wijken en met de beruchte beluiken, waar hygiëne ver zoek was en promiscuïteit welig tierde.’ Op pagina 16 vond ik het eerste (en niet het laatste) uitroepteken, waar Ada Deprez vertelt over Multatuli's lezing in augustus 1867 voor het Combrugghe-genootschap in het gehoor van 1300 arbeiders. Ze voegt eraan toe: ‘Een incidentrijke avond die alle krantenkoppen haalde!’ Uitroepteken. Behalve in citaten horen uitroeptekens niet in literaire gidsen. De reiziger uitroeptekent al genoeg, dat hoeft de reisleider niet voor hem te doen.
Op pagina 17 komen we op de Gentse Vlasmarkt terecht, waar de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde is gehuisvest. Op bladzijde 18 blijkt daar ook de Oostvlaamse dichteres Christine d'Haen aan de vergaderingen deel te nemen. Ada Deprez ontschrijft D'Haen als een ‘(...) met cultuurhistorische bagage voorziene dichteres die gevoelig en met smaak sterk zinnelijke en zintuiglijk geladen poëzie brengt: vergeestelijkt en warm. Zullen we zeggen: unzeitgemäss?’ Tsja, zullen we dat zeggen? Of zullen we nu eens voor de verandering iets anders zeggen?
Op pagina 30 kwam ik de eerste onscherpe foto tegen, nog steeds van Gent: wazig kijken we over de Predikherenlei met zicht op de Sint-Michielsbrug en het huis waar Hugo Claus woont en Karel Appel op de muren heeft geschilderd. Onscherpe foto's horen niet in literaire gidsen: de blik van de reiziger is al troebel genoeg.
Wie heel Nederland wil doorreizen op zoek naar sporen van schrijvers en schrijfsters kan zich bedienen van Querido's Letterkundige reisgids van Nederland. Meer dan dertig gulden kost deze reisgids niet, de tekst bevat géén ‘zullen-we-zeggens’ en uitroeptekens, en zonder te weten wie er nu weer is geboren of doodgegaan in de plaats waar men is kan men via het plaatsnamenregister onmiddellijk alle literaire ins and outs van zijn omgeving nazoeken. De Literaire Gids voor Oost-Vlaanderen van Ada Deprez kost bijna dertig gulden. Met het boek in de hand leest men zich door heel literair Oost-Vlaanderen. België is echter groter dan Oost-Vlaanderen, je hebt ook West-Vlaanderen, Limburg, Antwerpen en Brabant en Brussel. Voor deze provincies heeft uitgeverij Hadewych afzonderlijke reisgidsen in de handel. Wie aan de hand van deze reisgidsen door heel literair België wil reizen, is gedwongen 150 gulden uit te geven. Nog vóór de reis moet men alle gegevens die in de gidsen zijn opgenomen uit het hoofd leren. Dan weet je bijvoorbeeld, zo gauw je de bebouwde kom van Denderleeuw in de fusiegemeente Denderhouten binnenrijdt, dal in die plaats in 1915 de jeugd- en toneelschrijver Omer Albert van Dier geboren werd. Hij woont er zelfs nog steeds, aan de Opgeëistenlaan.
En voor wie geen biografische gegevens uit zijn hoofd wil leren en toch een literaire tocht door België wil maken: maak zelf een plaatsnamenregister. Als je in elk gehucht of buurtschap de hele Literaire Gids moet doornemen, ben je twee jaar onderweg, al is dat voor de echte liefhebber van de Vlaamse literatuur geen straf.
AJ
Aan deze pagina werkten mee: Maarten 't Hart, Atte Jongstra, Guus Middag, Carel Peeters, Cees Wiebes