Arcimboldo
Vervolg van pagina 12
Roelof van Gelder (NRC, CS, 6-3-87) die nauwkeurig zijn eigen symptomen beschreef, na een bezoek aan de Arcimboldo-tentoonstelling: ‘In de ruit van een kapperszaak zie ik hoe mijn haren zijn opgewaaid als die van Arcimboldo's bibliothecaris. Voor ik het weet zit ik binnen met een laken om mij heen. De transformatie kan beginnen. Als een magiër danst de kapper om mij heen; in de spiegel zie ik niet alleen mijn eigen gezicht veranderen, maar ook dat van de kapper. Het begint nog onschuldig met de schaar op de marmeren kaptafel. Die bestaat onverbiddelijk uit twee ogen. De bek van de schaar vormt de neus. Twee rubberen knijpballen van een frictionspuit kunnen niets anders dan wangen zijn. Rusteloos speur ik de zaak rond. Een kam, het ligt voor de hand, heeft tanden, twee scheerkwasten, de voeten tegen elkaar, vormen een forse knevel, de klerenschuier is een kuif (...) Die dag kan ik geen ober zien of zijn ogen worden schoteltjes, zijn snor een servet. De stuurman van de vaporetto...’ enzovoort.
Wat deze uiteenzetting goed weergeeft is de totale hulpeloosheid waarmee de recensent onderworpen is aan zijn eigen koortsachtig zoekend brein. Omgekeerd zal iemand wiens fysionomie ooit door een vaardige en gevaarlijke karikaturist aan een vliegemepper, scheerkwast of gebraden kippetje is gekoppeld, daar voor eeuwig mee besmet blijven, al was het maar in zijn eigen hersenpan. De kracht van dergelijke associaties was een gouden ontdekking in de zestiende eeuw vooral voor de illustratoren van schotschriften en pamfletten waarin portretten als wapen werden gebruikt.
Een mooi voorbeeld dat Gombrich gebruikt (in: The Mask and the Face: the perception of Physiognomic likeness in Life and in Art), en in dit verband heel toepasselijk, is het picturale pleidooi dat de karikaturist Charles Philipon maakte, na een boete van zesduizend frank te hebben gekregen voor zijn karikatuur van Louis Philippe. Hij maakte vier tekeningen, de laatste een ‘echte’ peer, de eerste het peervormige hoofd van de monarch, en de stadia daar tussenin. Welke stap in deze transformatie, zo vroeg Philipon zich af, is precies degene die aanstoot geeft?
Juist omdat deze associaties zo direct hun doel treffen is het moeilijk hun werking precies te observeren. In de wereld van de plaatjes is niets zeker. Voor je het weet verandert een monarch in een peer.
■