Dr. L. de Jong
vervolg van pagina 11
mel in een potje met pieren: gescharrel binnen een klein en machteloos overheidsapparaat. Hier en daar beschrijft De Jong wel hoe de regeringen van de VS, Groot-Brittannië en Australië over de Nederlandse positie dachten, maar de samenhang daartussen, of juist het ontbreken daarvan, komt onvoldoende uit de verf. Het zou de chronologie wellicht geschaad hebben, maar ik had liever een samenvattend hoofdstuk daarover gelezen. Nederland als geëerd maar niet serieus genomen bondgenoot. Ik had verder nog wel iets meer willen weten over de rol van de grote concerns in Londen. Speelden de olie, suiker en tin niet in op de politieke besluitvorming over de toekomst van Nederlands-Indië? Daar moet toch meer over te vinden zijn.
Samenhang miste ik ook bij de figuur van Van Mook, die in de volgende jaren nog zo'n belangrijke rol zou spelen. In NRC-Handelsblad van 17 augustus 1985 werden delen uit brieven gepubliceerd die Van Mook in 1947 schreef aan een vriendin. Documenten die inzicht geven in het karakter van Van Mook. Hoewel veel van zijn opmerkingen slaan op de periode na 1945 laten ze de luitenant gouverneur-generaal zien als een tamelijk onzekere man. ‘Als ik aan de andere kant geboren was, zou ik misschien een goed revolutionair zijn geworden,’ schreef hij in 1951.
Wat De Jong over Van Mook schrijft, is zeker ter zake, maar het geeft geen afgerond beeld. Ik vroeg mr. Bernard van Tijn, die voor, tijdens en na de oorlog lang in Indonesië woonde, hoe hij Van Mook zag. Het was, zei Van Tijn, een vliegensvlug denkende man. Indië betekende voor hem meer dan voor de meeste andere ambtenaren. ‘Maar hij was ondanks alles geen staatsman, wel een verlichte bestuursman, niet meer. Hij keek toch steeds door het oog van de Nederlander die zich daar nog lang onmisbaar vond.’
Men moet dan vooral bedenken dat Van Mook omgeven was door kolonialen die vrijwel allemaal reactionair dachten en bomen uitzochten waaraan Soekarno en Hatta konden worden opgehangen. Van Mook was, in verhouding, een progressieve figuur. Koningin Wilhelmina vertrouwde hem dan ook niet. En zij was beslist niet de enige.
■
De delen 11a en 11b werden, eveneens door Igor Cornelissen, besproken in de Boekenbijlage van Vrij Nederland, 1 maart 1986.