Vrij Nederland. Boekenbijlage 1986



[pagina 15]
Brieven
Friese prijzen In de rubriek ‘Ter zake’ (Boekenbijlage, 29-11-1986) schrijft Diny Schouten: ‘... talloze Friese prijzen en prijsvragen. Dat lijken Belgische toestanden. Het lijkt ongeloofwaardig dat er daar voldoende literatoren zijn om de tientallen jaarlijkse bekroningen (...) in ontvangst te nemen.’ Dit lijkt een Rommeldamse verdachtmaking. Is de kleine club onwetend of misschien bevooroordeeld? Dat geldt toch niet voor VN? Hoe het zij, de lezer blijft met veel vragen zitten. Hoe talloos (15? 378? 7052?) zijn de prijzen en prijsvragen voor de pakweg 500.000 Friessprekenden ten opzichte van het totaal voor de 14 miljoen Nederlanders (inclusief natuurlijk Drentse, Gelderse, Limburgse prijzen)? Hoe kun je ze karakteriseren ten opzichte van die voor overig Nederland? Door wie worden die Friese prijzen/bekroningen betaald? En wie jureert? Spelen de leerstoelen Fries (in Groningen en Amsterdam) hierin een rol? Zijn er onder de Friesschrijvenden nou voldoende literatoren of zijn ze er niet? Hoe groot is de jaarlijkse boekenproduktie en de oplagen voor dit toch kleine taalgebied? Hoe is het peil? Het moet niet moeilijk zijn voor VN op deze vragen een bevredigend antwoord te geven. Misschien lijkt het niet alleen ongeloofwaardig, maar is het inderdaad zo. Dat lees ik dan graag. Wolfheze, H.C. de Koe Zie Ter Zake, pagina 2