Om te geven om te krijgen
In Parijs staat deze maanden veel in het teken van de fotografie vanwege de manifestatie ‘De maanden van de fotografie’. Er is bijvoorbeeld een overzichtstentoonstelling van de Amerikaanse fotograaf Irving Penn en allerlei kleinere tentoonstellingen. In het kader hiervan moet men ook het monumentale boek Paris des Photographes zien dat door Jean-Claude Gautraud werd samengesteld en werd uitgegeven door Contrejour, een uitgeverij die uitsluitend fotoboeken uitgeeft. (f265, -. importeur Pepijn van Rooijen Art books). Het boek gaat terug naar de begintijd van de fotografie en laat daardoor voor een deel een verdwenen Parijs zien, maar het gaat tot onze tijd en bevat foto's van bekende, maar ook anonieme fotografen: Atget, André Kertesz, Man Ray, Charles Negre, Daguerre zelf, Brassaï, Jean-loup Sieff, Alfred Stieglitz en zelfs Ed van der Elsken, al is het jammer dat zijn naam ‘Esken’ wordt gespeld en hij als voornaam Edouard blijkt te hebben.
Wat populair was, voor de gewone mens was, maar toch een beetje luxe was, dat wordt sinds kort in Amerika aangeduid als Populuxe. Het gaat dan om de populistische kant aan de vormgeving van auto's, stoelen, interieurs, behang, radio's en wat niet al in de jaren 1954-1964. In zijn boek Populuxe bespreekt Thomas Hine de ondervoede verbeelding die niervormige tafeltjes deed ontstaan, met vinnen voorziene auto's, de zedige heupen en de ijskasten in de vorm van een groot uitgevallen aansteker. Hij beperkt zich niet tot deze artikelen, maar betrekt de hele levensstijl erbij, zodat er ook veel advertenties in staan van gelukkige huismoeders, gezinnen aan de barbecue en juichende keukenprinsessen. Het boek is uitgegeven door Alfred A. Knopf, wordt geïmporteerd door Van Ditmar en kost f80,25.
De schets is de uitdrukking van een wereldbeeld dat niet meer of nog niet gesloten is, schrijft Max Frisch in zijn Dagboek 1946-1949. Deze onafheid bepaalt de aantrekkelijkheid van de schetsboeken van schilders, zoals Je suis le cahier van Picasso (onlangs uitgegeven door Thames and Hudson) en ook van Van Gogh. De schetsboeken van Van Gogh waren wel bekend, maar nooit officieel uitgegeven. Dat is nu gedaan door Johannes van der Wolk. Er zijn zeven boekjes die Van der Wolk op ware grootte heeft afgedrukt, voorzien van toelichtingen die de schetsen in verband brengen met het al bekende oeuvre van Van Gogh. Van der Wolk geeft zowel heel formele, technische informatie, als allerlei biografische gegevens die inzicht geven in de tijd van ontstaan, de vrienden waarvoor hij ze maakte. De schetsboeken van Vincent van Gogh is uitgegeven door Meulenhoff, 320 p., f79,-.
Jaarboeken zoals European Illustration zijn schitterende platenboeken waarin de crème de la crème van de Europese illustrators is vertegenwoordigd. Een jury kiest elk jaar de mooiste tekeningen in verschillende categorieën: illustraties bij artikelen, boekomslagen, advertenties, affiches, tijdschriftomslagen. The Thirteenth Annual 1986-1987 die zojuist is verschenen (f110, -, Van Ditmar) bevat onder meer werk van Peter Till, de tekenaar die begon als epigoon van Topor, maar zich inmiddels geheel zelfstandig heeft ontwikkeld. Opmerkelijk is ook het werk van Andrzej Dudzinski, Philippe Weisbecker, Jeff Jackson, Brian Grimwood en Ian Pollock. Het boek met een mooi omslag van Jeffrey Fischer, is zelf een voorbeeld van verfijnd uitgeven.
Het ‘ornament’ heeft in de twintigste eeuw te lijden gehad van scherpe aanvallen: bekend is de felle tirade van Adolf Loos op de orgie van tierelantijnen, bekend is echter ook dat in de kringen van het Art Nouveau een liefdesrelatie met het ornament bestond. In het standaardwerk Ornament, trom the Industrial Revolution to Today van Stuart Durant (The Overlook Press, importeur Pepijn van Rooijen Art Books, f69,50) komen alle vormen en stromingen rijk geïllustreerd aan bod: het geometrische ornament, het orientaalse, het primitieve, het decoratieve, het gotische, het modernistische, Art Déco en de stijl van de Arts & Craft Movement.
Eén van de jaarlijkse kunstprijzen die het Amsterdams Fonds voor de Kunst uitreikt is de Kho Liang le-prijs voor industriële vormgeving. De prijs is genoemd naar de industrieel ontwerper die het bekendst is door zijn interieur van de luchthaven Schiphol. Hij overleed in 1975. Kho Liang le ontwierp veel meer, dat blijkt uit het boek Kho Liang Ie van Tineke van Ginneke (010, f65, -). Het is een eerbetoon aan een ontwerper die voor zijn werk voor de meubelindustrie (zoals van Artifort in Maastricht en CAR in Katwijk) internationale erkenning kreeg en een onbetwiste rol heeft gespeeld in de industriële vormgeving van na de oorlog. Dat erkent ook Ettore Sottsass, met wie hij bevriend was, en die in dit boek een persoonlijke inleiding heeft geschreven. Sottsass' ontwikkeling in de richting van Memphis is kennelijk heel goed te rijmen met de meer functionele ontwerpen van Kho Liang Ie.
Dit is kennelijk de tijd van de herwaardering van de schets, want van vele kunstenaars verschijnen hun kladjes en aanzetten in boekvorm. Ook van de toneelschrijver Antonin Artaud. Elke snipper van Artaud is door Paule Thévenin en Jacques Derrida opgedolven voor het boek Antonin Artaud - Zeichnungen und Portraits (uitgegeven door Schirmer/Mosel, importeur Idea Books, f187,95). Soms is het alleen maar gekriebel op een vel papier, maar er zijn zelfportretten waarin Artaud zijn wilde geest voor eeuwig heeft gevangen. Het boek is voor de helft een biografie, geïllustreerd met veel foto's van Artaud en van voorstellingen van zijn werk. Er wordt natuurlijk diep gedoken in de betekenis van Artauds schetsen, zeker in de uitvoerige bijdrage van Derrida die de titel heeft Das Subjektil ent-sinnen.
Engeland heeft twee tekenaars die zo ver gaan in het vervormen van hun slachtoffers dat het gedurende één seconde de vraag is om wie het gaat. Eén seconde, en dan heeft de herkenning plaats en is zelfs Margaret Thatcher te herkennen in een hazewindhond. Die tekenaars zijn Gerald Scarfe en Ralph Steadman, en uitgerekend zij hebben dit jaar een boek gemaakt waarin ze de balans opmaken van hun werk tot nu toe. Steadmans boek Between the Eyes is deze maand in een niet-gebonden uitgave verschenen bij Summit Books (f40,25), het boek Scarfe by Scarfe bij Hamish Hamilton (importeur Nilsson & Lamm, f63,25). Scarfe schrijft tussen de tekeningen uit alle perioden van zijn leven zijn autobiografie. Van jongsaf had hij te kampen met astma en dat bracht hem niet alleen vele nachtmerries, hij lag ook nachtenlang op de nieuwe dag te wachten, happend naar lucht. Hij werd in 1936 geboren en hij heeft lang gedacht dat hij zijn hele leven afhankelijk zou blijven van zijn ouders omdat hij op school door zijn absenteïsme niet veel bereikte: had hij weer iets onder de knie waarmee hij achter was dan kreeg hij weer een aanval en raakte hij weer achter. Alle misère verwerkte hij in zijn tekeningen in die tijd, maar zijn astma werd pas minder toen hij met grote regelmaat cartoons kon publiceren in kranten. Hij werd in de jaren zestig het gezicht van Punch en later van Private Eye en nu alweer sinds jaren van The Sunday Times waarvoor hij elke week de politieke tekening maakt. Scarfe's tekeningen houden