Die ijsberg had het recht om daar te zijn, de Titanic niet
De reconstructie van een fameuze tragedie
The Titanic The full story of a tragedy door Michael Davie Uitgever: The Bodley Head, 245 p., f55,30
Hans Moll
In de nacht van 1 september 1985 werd de dodelijk saaie routine van kapitein Bowen van het onderzoeksschip Knorr, onderbroken. Dagenlang al bestudeerde hij de beelden die de Argo, een onbemande onderzeeboot vol geavanceerde elektronische apparatuur naar de oppervlakte stuurde. Beelden die op een diepte van meer dan vier kilometer onder de zeespiegel gemaakt waren van ‘modder, nog meer modder, zandduinen en rotsen’. Tot hij plotseling een enorme heetwaterketel zag waarvan hij onmiddellijk de herkomst raadde. Hij zette namelijk een speurtocht voort die kort tevoren door een Frans schip was ondernomen en zonder resultaat was geëindigd; de speurtocht naar de laatste rustplaats van de Titanic.
Aan de vondst van dit fameuze scheepswrak werd overal in de pers ruim aandacht besteed. Om publiciteit te verlenen aan hun technologische novum hadden de bestuurders van de Argo en de ontwerpers ervan moeilijk iets anders op de zeebodem kunnen vinden dat meer tot de verbeelding had gesproken, dan de resten van deze ongelukkige oceaanreus, die in 1912 tijdens zijn maiden voyage in aanvaring kwam met een ijsberg en zonk.
In The Titanic, the full story of a tragedy, probeert Michael Davie, in kort bestek inderdaad een zo volledig mogelijk beeld van de ramp te schetsen. Hij geeft de voorgeschiedenis weer en de nasleep. Van het schip dat dagen later de lijken uit zee haalde en ze gebalsemd mee naar Engeland nam, is een foto. We krijgen een glimp van de concurrentie in het passagiersvervoer te zien. (Stunten met een transatlantische overtocht, derdeklas voor twee pond.) De toenmalige stand van zaken op het gebied van de radiotechniek en scheepsconstructies wordt belicht. De onderzoekcommissies aan beide zijden van de oceaan worden uitvoerig aan het woord gelaten. En het resultaat van deze reconstructie, moet gezegd, is gelukkig geen draaikolk van feiten geworden, maar een boeiend verslag van een belangrijke episode in de westerse geschiedenis.
Toch is de Titanic met zijn meer dan 46.000 ton niet het grootste passagiersschip dat ooit gebouwd is. De Queen Elizabeth (1940-1972) mat ruim 86.000 ton. Noch resulteerde zijn ondergang met vijftienhonderdtweeëntwintig doden in het grootste zeemansgraf aller tijden. Een record dat, volgens het Guiness Book of World Records, op naam staat van de half zo grote Wilhelm Gusloff (25.000 ton), die in januari 1945 voor de kust van Danzig door een Sovjet-onderzeeër werd getorpedeerd, wat aan ongeveer zevenenzeventighonderd mensen het leven kostte. De ondergang van de Titanic staat voor de ondergang van een illusie.
Door zijn drang naar volledigheid schenkt Davie slechts zijdelings aandacht aan de culturele context waarbinnen de ramp met de Titanic plaatsvond en die tot een hausse van boeken, pamfletten, gedichten en zelfs een opera leidde. Een aria uit deze opera was zeker op haar plaats geweest. De aandacht van dit curieuze boek is voornamelijk gericht op de ramp.
Dat is jammer, want uit alle terzijdes blijkt dat dit tragische voorval op ongekende wijze de verbeeldingskracht van de mensen bespeelde. Het titanenschip was op de toppen van het toenmalige technische kunnen gebouwd en beloofde als niets anders dat alles in de nabije toekomst ‘bigger and better’ zou worden. (Men bedenke dat in 1912 door de straten van New York nog zo'n drie miljoen paarden drentelden.) Een vertrouwen waar, toen het ijs de scheepshuid openritste met ‘het zachte geluid van scheurend katoen’, een abrupt eind aan kwam.
De ondergang zoals een anonieme tekenaar het zich voorstelde (uit ‘The Sphere’, 27-4-1912).
De leeszaal van de Titanic.
Een ramp met zo'n impact kan maar één keer plaatsvinden. De over de hele wereld vertoonde lancering van de Challenger leidt tot afschuw en een reorganisatie van de NASA, maar niet tot een massale bombarie. Hooguit een grapje dat men na een paar maanden al niet meer begrijpt: ‘Waarom drinken ze in Amerika alleen cola?’ ‘They can't get seven up!’ Ook de door de Duitsers in 1914 vernietigde Lusitania, met vijftienhonderdeen slachtoffers, prikkelde de fantasie van het publiek veel minder. Haar ondergang leidde weliswaar tot deelname van de Verenigde Staten aan de Eerste Wereldoorlog, maar niemand noemde dit verscheiden ‘een symbool van het naderend eind van de westerse beschaving’ of het gevolg van ‘de wil van de mens om het lot te tarten’ dan wel een waarschuwing voor ‘het gevaar van de menselijke hoogmoed’. De Titanic werd door sommigen gezien als een opstand van de mens tegen de natuur. Of zoals een dominee (wie anders?) het de zondag na de ramp formuleerde: ‘Die ijsberg had het recht om daar te zijn, de Titanic niet.’
Maar de hoogmoed die ten val komt is slechts een van de aspecten die de massale aandacht verklaart. Davie stipt summier nog enige andere elementen aan. Een ervan was het grote verschil tussen de klassen op het schip. Vlak nadat het nieuws van de ramp bekend was geworden, verschenen in allerlei bladen tekeningen van het schip. ‘Niets kon schrijnender de sociale structuur van de westerse beschaving onthullen,’ schrijft Davie. ‘Op het bovendek waren de weelderig gemeubileerde ruime salons voor de rijken. Daaronder was de tweede klasse op bescheidener schaal gehuisvest en helemaal onderaan werden de derdeklaspassagiers vervoerd die met zijn vieren in één hut sliepen. Tenslotte, onder de waterlijn, waren de arbeiders die in de hitte en het lawaai zorgden dat de steenkolen aangesleept werden, met spade en kruiwagen.’
Kapitein Edward J. Smith