Vrij Nederland. Boekenbijlage 1986
(1986)– [tijdschrift] Vrij Nederland– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 7]
| |
Conrad Busken Huet door Olf Praamstra, Bernt Luger, Harry G.M. Prick en Kees Nieuwenhuijzen, Schrijversprentenboek 25 Uitgever: Letterkundig Museum, f13, -Peter van ZonneveldDe grootste criticus van onze negentiende eeuw wist vele tegenstellingen in één persoon te verenigen. Hij was hartstochtelijk en verlegen, achterbaks en dapper, breedsprakig en scherp, deftig en heftig tegelijk. Tot nu toe is niemand erin geslaagd een overtuigende biografie over Huet te schrijven. De profielschets van Annie Romein-Verschoor in de Erflaters komt het meest in de buurt. Maar ook haar portret is onscherp, omdat de grote ongrijpbare zich tijdens de opname bewogen lijkt te hebben. Wat ontbreekt is een grondige analyse van zijn geschriften. Het beeld moet plaatje voor plaatje worden opgebouwd, in chronologische volgorde, zodat de ontwikkeling van zijn schrijverschap zichtbaar wordt. Het resultaat zal geen portret zijn maar meer een film, zoals men die ook wel van groeiende planten of zich ontvouwende tulpen vervaardigd heeft. Daar wordt op dit moment aan gewerkt. De neerlandicus Olf Praamstra houdt zich sinds enige jaren bezig met de bestudering van Huets kritieken, en de eerste resultaten zijn zeer bemoedigend. Intussen heeft hij ook de verrassende bloemlezing Tijgergenoegens het licht doen zien. Met Bernt Luger, Harry G.M. Prick en vormgever Kees Nieuwenhuijzen verzorgde hij nu een schrijversprentenboek, waarin feiten, citaten en afbeeldingen tot een boeiend geheel zijn samengevoegd. We volgen Huet vanaf zijn geboorte in Den Haag (1826) tot zijn dood in Parijs (1886), via de jeugdjaren in de residentie, de studententijd in Leiden, de werkzaamheden als predikant, journalist en criticus te Haarlem, het zesjarig verblijf in Indië en de laatste levensfase in het land waar hij zich meer op zijn gemak voelde dan in Holland. Huet was de vierde van tien kinderen, en zijn broers en zusters zijn in dit album ruim vertegenwoordigd. Ze kijken meestal somber, en ook Huet zelf laat zich op die portretten niet van zijn zonnigste zijde zien. De vroege foto's tonen een trotse, maar onzekere jonge man. De afbeeldingen uit later jaren stralen meer zelfvertrouwen uit, als van iemand die er inmiddels aan gewend is, zich steeds vijanden te maken.
De new-foundlander Veldheer van de familie Huet. Aquarel van J. Bosboom
Uit zijn studententijd is helaas geen portret bewaard gebleven. We zullen het dus moeten doen met getuigenissen van vrienden: ‘een vlug ventje, met een spotachtige uitdrukking op zijn glad gezicht, een wit petje op het kort geknipte haar, los en net gekleed’. 's Zomers zwom hij, 's winters schaatste hij, en biljarten deed hij het hele jaar door. In Haarlem leerde hij Anne van der Tholl kennen, die een toegewijde echtgenote zou worden. Zij schonk hem een zoon, Gideon, de oogappel van Huets veel oudere vriend Potgieter. We zien Gideon in een jurk, met argwanende blik bij moeder op schoot en, in uniform, op een klein wit paardje in Indië. Dat laatste portret is prachtig, ook al vanwege de veelzeggende uitspraak van Huet die er vlak onder staat: ‘Kon ik hem bewaren voor de ondervinding van zijn vader, die ook als kind in ieders gunst stond, maar als man door de menschen gehaat werd, dan zal ik het niet nalaten.’ Behalve Gideon hield het echtpaar Huet er ook een hond op na, luisterend naar de martiale naam Veldheer. De fraaie aquarel die Bosboom te Bloemendaal van de trotse newfoundlander maakte, moet in Indië en in Parijs een dierbare herinnering zijn geweest. Aardig zijn ook de vele advertenties die iets zeggen over het huiselijk leven, zoals die van een vendutie in Indië. Hierin worden bijvoorbeeld niet alleen ‘Weener wipstoelen’, martevanen, palmen en varens te koop aangeboden, maar ook het kinderrijpaard van Gideon. Veel aandacht wordt besteed aan Huets letterkundige en journalistieke arbeid. Zo is er een grote collectie afbeeldingen van door hem besproken auteurs, gelardeerd met treffende citaten. We zien een Beets van middelbare leeftijd, die eruitziet als een bul met bakkebaarden, naast de vlijmscherpe tekst: ‘Met den besten wil der wereld kan men niet op hetzelfde oogenblik den eerzamen wensch koesteren dorpspredikant en huisvader te worden, en blaken van opregte byroniaansche driften.’ We zien de oude heer Enschedé van de Opregte Haarlemsche Courant, en pagina's van Huets eigen Algemeen Dagblad van Nederlandsch Indië. Conrad Busken Huet was het mikpunt van verschillende spotprenten - het beste bewijs hoezeer hij meetelde in zijn tijd - en die vinden we ook in het prentenboek. Daarnaast zijn er nog vele handschriften, titelpagina's, stadsgezichten en andere illustraties. In totaal bevat het album 229 plaatjes, die samen met de vele nuttige data en goedgekozen citaten niet alleen iets zichtbaar maken van Huets leven en werken, maar ook van dat van zijn tijdgenoten. In 1982 publiceerde het Letterkundig Museum het succesvolle prentenboek over de Beweging van Tachtig. Door de uitgave van dit Huet-album is opnieuw iets van de negentiende eeuw ingepolderd. Het zou aardig zijn wanneer in de toekomst ook de eerste helft van de vorige eeuw eens aan bod zou komen. Na de tot nu toe bereikte resultaten kan daar met warme belangstelling naar worden uitgezien. ■ |
|