Tijdschrift
Tilburg heeft sinds kort zijn eigen literaire tijdschrift SIC, Nijmegen het tweemaandelijks magazine Elke dag schrijf ik het boek, voortgekomen uit een wekelijks literatuurprogramma voor de Nijmeegse stadsradio. Het blad stelt zich bewust nogal populair op en het zweeft vooral door sommige lichtelijk didactische stukjes een beetje tussen het scholierentijdschrift Diepzee en een ‘echt’ literair tijdschrift in. Zelf noemt de redactie dat een ‘publieksvriendelijke aanpak’ waarbij het leesplezier voorop staat en waaraan ‘het lawaai van de literatuurwetenschap’ ondergeschikt is gemaakt. Met zulke bijdragen als die waarin een gedicht van Rutger Kopland wordt geparafraseerd (en dan juist Kopland, een dichter die de meeste lezers wel zullen kennen) en de rubriek ‘Klassieker’ waarin Don Quichot wordt besproken, ontstijgt Elke dag schrijf ik het boek het middelbareschoolniveau niet. Leuk zijn het vraaggesprek met columnist Jan Mulder en de interviews met de Nijmeegse grootheden Jan Stassen en Adriaan Litzroth. Jan Mulder vertelt dat zijn schrijversloopbaan is begonnen met een Hollands Dagboek in NRC/Handelsblad. Tien jaar al schrijft hij columns en hij beziet zijn eerste stukjes nu met een glimlach. Hij wond zich nogal eens op over het een en ander en dat ‘iemand gedrukt zien keffen’ vindt hij nu tamelijk amusant. Literaire ambities heeft hij niet, al wordt er geregeld druk op hem uitgeoefend van uitgeverszijde. Hij ziet zichzelf als een ‘sierlijke nevenstaander’. De snelheid en kortheid van een column is zijn kracht en tegelijkertijd zijn beperking. ‘Breien, maar toch blijven boeien’, echte boeken schrijven dus, denkt hij niet te kunnen. Jan Stassen wilde niet minimaal debuteren ‘Met een verhalenbundel of zo’ en heeft drie jaar aan
Sluitertijden gewerkt. De Nijmeegse interviewer merkt opvallende overeenkomsten op tussen Sluitertijden en de boeken van de trilogie van stadsgenoot A.F.Th. van der Heijden. Stassen voelt zich daardoor vereerd, maar wijst iedere beïnvloeding af. Adriaan Litzroth werkte zelfs tien jaar aan zijn debuutroman Sebastiaan, een liefdesverhaal van twee mannen in het Romeinse rijk aan het begin van onze jaartelling. Hij bedacht hiervoor het ‘erotische pessimisme’: ‘het kijken naar cultuur vanuit een erotische optiek’. De roman is een classicistisch monument, vindt de auteur, waarin verlangen en lijden centraal staan. Maar, belooft hij aan het eind van het gesprek: ‘Ik zal ook wel bewijzen dat ik niet altijd zo schrijf.’
EVA COSSEE