Natuurlijke camouflage
Het verschijnsel Salomon was een legering van Ermanox, uiterlijke discretie en innerlijke onverschrokkenheid. Geen obstakel was hem te hoog, en vaak maakte hij er dankbaar gebruik van door zichzelf of zijn camera erachter te verbergen. Het was een tijd waarin privacy een veel grotere rol speelde dan nu, en strenge straffen stonden op het doorbreken van die privacy. Salomons oplossing voor dit probleem was even eenvoudig als doeltreffend: hij legde zich toe op het cultiveren van een totaal nondescript uiterlijk. Hij was wat grijs aan de slapen, enigszins kalend, bebrild en wat gezet, naar men zegt de vriendelijkheid zelve, en altijd onberispelijk gekleed. Dit is niet het signalement van een gemiddelde persfotograaf, en zeker niet van het type dat zijn camera verstopt in bloemstukken, aktentassen of hoge hoeden. En toch heeft Salomon al deze dingen gedaan, en bij gelegenheid zichzelf vermomd als glazenwasser of schilder. Zijn kracht was dat hij geheel de kleur van zijn omgeving aan kon nemen. Tijdens de tekening van het Kellogg-Briand-ontwapeningsverdrag in Parijs wandelde hij rustig naar binnen, en nam de plaats in van de absente Poolse afgevaardigde.
Hij drong door tot het Britse Hooggerechtshof, de Volkenbond, de slaapkamer van Marlène Dietrich en de privévertrekken van William Randolph Hearst, altijd even hoffelijk en onkreukbaar, zijn camera verstopt naar het uitkwam. Een uitgehold wiskundeboek verschafte hem toegang tot een casino in Monte Carlo - in de jaren twintig naar men zegt de meest ondoordringbare plek ter aarde. Zelfs zijn weinige mislukkingen zijn spectaculair. Op een dag, toen hij trachtte te infiltreren in een bijeenkomst van Schotse adel, en keurig op tijd arriveerde in Schots geruite outfit met zijn camera verborgen in een doedelzak, werd hij onmiddellijk verwijderd, dank zij een kleine vergissing: hij droeg de kilt van de verkeerde clan. Maar meestal kon hij vertrouwen op zijn eigen natuurlijke camouflage, die praktisch alle deuren voor hem opende.
En toch maken maar weinig van zijn foto's een werkelijk indiscrete indruk. Het meest schokkend zijn die van het Johann Hein-proces, een drievoudige moordenaar, en ook die zijn nog zeer, zeer ver verwijderd van de aanstootgevende groezeligheid die zulke foto's nu meestal kenmerken. Salomon leek niet speciaal geïnteresseerd in het bespieden van ellende. Het meest opvallend in zijn foto's, ook die van rechtszaken, is hoe rang- en standbewust mensen in die tijd waren, en in het vastleggen hiervan zal de verborgen camera een belangrijke rol hebben gespeeld. Op de paar geposeerde Salomonfoto's wordt stijfjes en nondescript gekeken, dat zijn echte fotogezichten. Maar in rechtszalen, collegezalen, wandelgangen, achter bureaus en banketten, waar mensen zich onder ons waanden, leefde een andere code. Dr. Erich Frey gedraagt zich tijdens het Berlijn-Moabit-proces als een ware scherprechter, met zijn monocle, één hand op de rug en één op de bewijzen voor hem; professor Wilhelm Kahl, professor Wilhelm His en professor Alfred Adler maken tijdens het spreken allemaal een gebaar alsof zij de wereld vasthouden op twee, drie, vier vingertoppen. En allemaal, rechters, ministers, professoren, diplomaten, dragen een uniform, ten teken van hun gezag. Men was zelfgenoegzaam, óf onderdanig in het openbare leven van circa 1930, en Amerikaanse selfmademannen knauwden nog op dikke sigaren. Salomon had een onfeilbaar gevoel voor dit aspect van de wereld waarin hij leefde. Veel van zijn foto's, zoals die van Colijn met twee ministers, twee dames op een receptie van de Nederlandse ambassade in Londen en filmregisseur Ernst Lubitsch achter zijn bureau in Hollywood, hebben een karikaturale precisie. Dat scherpe inzicht verheft Salomon boven zijn tijdgenoten-collega's, en boven velen die na hem kwamen.
Het is geheel in overeenstemming met Salomons grootheid dat er nu een boekje is verschenen met de nog ongepubliceerde