Een gecensureerd expressionist
Aart Klein, exponent van het modernisme
Aart Klein fotograaf Inleiding: Pauline Terreehorst Uitgever: Reflex, 110 foto's in doos, f64,50
Mariëtte Haveman
Aart Klein maakt deel uit van de generatie die de toon heeft gezet van de naoorlogse Nederlandse fotografie. De vele aandacht voor dit boek is terecht, het is de mooiste monografie totnutoe, gewijd aan het oeuvre van een Nederlandse fotograaf: een doos met losse foto's die er twee aan twee uitgenomen kunnen worden. Niet alle foto's, en zeker niet alle soorten foto's zouden zo'n presentatievorm verdragen, maar deze wel. Op het deksel van de doos staat de veerpont St. Annaland-Zijpe, omgeven door een heleboel wit dat zowel water als lucht betekent. Met de titel van het inleidende essay, ‘Wit water, zwarte sneeuw’, wordt gezinspeeld op de manier waarop vorm en inhoud zich in de foto's van Aart Klein verhouden.
Eén aspect daarvan is dat de foto's van Aart Klein zich, makkelijker dan bijvoorbeeld de foto's van Oorthuys, laten losmaken uit hun oorspronkelijke context. Keus en plaatsing van de foto's worden beheerst door formele overwegingen, voorbijgaand aan chronologie of geografie: een Japanse straatveger uit 1969 zit vriendelijk te lachen, naast de zware dukdalven van Europoort, gefotografeerd in 1958. De esthetische pretentie die daaruit spreekt wordt weer tegengesproken door de directe, paginavullende plaatsing van de foto's, zonder zwarte of witte randjes. Het zijn keuzen, die goed worden uiteengezet in de inleiding van Pauline Terreehorst. Elementaire eigenschappen van foto's komen daarin ruimschoots aan bod; uitsneden, korrel en contrasten spelen bij Aart Klein een prominente rol, wat ook de reden is dat zijn werk te boek staat als ‘grafisch’, ‘puur formeel’.
Aart Klein is zelf weinig gelukkig met zijn ‘grafische’ reputatie. Die irritatie is begrijpelijk, gezien het afgezaagde beeld dat die kwalificatie inmiddels oproept, en de mogelijkheid die zo'n term biedt om verder maar niet meer te kijken. De uitdrukking ‘grafisch’ is zeker van toepassing op de stijl waarin de meeste van deze foto's zijn gemaakt, maar toch ontoereikend, omdat hij te veel beperkingen suggereert. Een zwart-witfoto heeft al gauw grafische kwaliteiten: daar is niet zo heel veel voor nodig, en het is de reden dat ‘grafisch’ typisch zo'n woord is dat tevoorschijn komt als er verder niet zo veel te zeggen valt. Het kan een beleefde manier zijn om te zeggen dat een fotograaf niet in staat is om mensen of gebeurtenissen te fotograferen. Niets van dit alles is van toepassing op de foto's van Aart Klein. Het pleit nog meer voor hun kwaliteit dat ze, mét hun prachtige korrelige structuur, ijle lijnen en contrasten, daar toch niet in verstarren. Een van de mooiste foto's in dit boek is Circus Strassburger (1957), van een man in een piste die door een lasso springt, met onder de lasso opstuivend zand, en publiek op de achtergrond dat alleen zichtbaar is in een driehoekige lichtbaan van twee spots in de lucht.
Het is er maar één uit het geheel van honderdtien foto's, evenwichtig van samenstelling en van hoog niveau. Het is een open soort fotografie, waarin alles wat ter zake doet aan de kijker wordt meegedeeld, elke keus duidelijk zichtbaar wordt. Mensen hebben in deze foto's hun eigen functie, vaak als tegenwicht tegen een zware, naar abstractie neigende compositie, in een landschap of industriële stellage. Ook wanneer ze centraal staan worden ze behandeld met understatement, vaak ook met enige humor. Prachtige voorbeelden zijn de foto van Jan Mus bij zijn afscheid, buigend naar het publiek tussen bloemen en velours, zoals acteurs dat deden in 1957, van achteren gefotografeerd op het witte haar in de schijnwerper; de foto (een oude, uit 1936) van de componist Rachmaninov, pianospelend tegen een haag van wazig publiek, en de Franse vrachtwagenchauffeur uit 1962, een vierkantig mannetje in een zwart hemd, schuin van bovenaf gefotografeerd, midden op een lege straat in Parijs. In de linkerbovenhoek zie je nog net de bumper van een vrachtwagen. Het geeft het beeld van een fotograaf die zijn vak zo beheerst dat hij er met gemak, soms zelfs wat ruw mee om kan springen, zonder daarmee in pointeloosheid te vervallen. De inspanning van de fotograaf dringt zich bijna nooit op. Mede daardoor hebben deze foto's iets typisch zelfstandigs, wat rechtvaardigt dat ze in deze vorm worden gepresenteerd.