Vrij Nederland. Boekenbijlage 1986
(1986)– [tijdschrift] Vrij Nederland– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 15]
| |
De autonauten van de kosmosnelweg door Julio Cortázar en Carol Dunlop Vertaling: Barber van de Pol Uitgever: Meulenhoff, 328 p., f45, -Maarten SteenmeijerAutosnelwegen lijken ontworpen te zijn om mensen het idee te geven dat ze niet van plaats veranderen. Voortdurend dezelfde geëffende banen die niet gehinderd worden door kruisende wegen, door dorpen, steden of andere obstakels die de reiziger eraan herinneren dat hij onderweg is; voortdurend dezelfde zoemtoon van de auto, dezelfde anonieme massa automobilisten voor, naast en achter ons die evenals wijzelf stil lijken te staan, dezelfde borden, dezelfde tankstations, dezelfde parkeerplaatsen. Zelfs het landschap lijkt gekozen te zijn vanwege zijn eentonigheid. Willen deze paden zonder kraak of smaak iets menselijks krijgen, dan is weinig minder dan een ontwrichting noodzakelijk. Dit suggereert althans Cortázar in het verhaal ‘De zuidelijke autoweg’ (uit de bundel Alle branden de brand, 1966). Een dagenlange file waarvan de oorzaak niet bekend is doet de automobilisten langzaam maar zeker uit hun schulp kruipen. De hitte, de verveling en de ontberingen dwingen hen de koppen bij elkaar te steken, zodat de aanwezige drank rechtvaardig verdeeld wordt, de aanvoer van eten en drinken op gang komt en de slachtoffers een behoorlijke verzorging krijgen. De noodsituatie heeft al snel iets idyllisch, en in zo'n atmosfeer kruipen mensen die elkaar normaliter geen blik waardig keuren op de snelweg bij elkaar. Maar de stoet zet zich nog niet in beweging of iedereen rijdt weer keurig in de pas, op weg naar de eindbestemming. Wie alleen was, is weer alleen. De autosnelweg is opnieuw die kille tunnel waar alles en iedereen stil lijkt te staan. De parkeerplaatsen moeten de oases zijn waar weer een beetje geleefd kan worden, maar doen in onherbergzaamheid niet onder voor de flauw kronkelende slang waaraan ze liggen. De reiziger gebruikt ze alleen maar voor het allernoodzakelijkste: benzine tanken, eten, drinken, naar het toilet gaan. De voorgeschreven vijftien minuten rust worden vaak maar net gehaald, want altijd is er die onweerstaanbare roep van de honderden kilometers asfalt, de kortste verbinding tussen twee punten. In mei-juni 1982 hebben Julio Cortázar en zijn vrouw Carol Dunlop op de autosnelweg Parijs-Marseille drieëndertig dagen lang deze roep weerstaan. In deze periode hebben ze alle vijfenzestig parkeerplaatsen aangedaan, op het strenge ritme van twee per dag. De tweede was dus per definitie de plaats waar de nacht doorgebracht zou worden. In een enkel geval moest tegen deze spelregel gezondigd worden, omdat de omstandigheden al te bar waren. Maar de reis is verder volgens plan gemaakt: drieëndertig dagen, vijfenzestig parkeerplaatsen. Niet één maal is de weg verlaten. En ook het laatste onderdeel van het plan is gerealiseerd: een boek over deze expeditie schrijven, een boek dat ‘enerzijds alle wetenschappelijke elementen zou bevatten, topografische, klimatologische en fenomenologische beschrijvingen’ en dat ‘anderzijds (...) een parallel boek (zou) bevatten’. Het resultaat: De autonauten van de kosmosnelweg.
Julio Cortázar en Carol Dunlop
| |
Tijdloos
Vuilnisbakken die de indruk van schildwachten wekken
Voor de ‘wetenschappelijke elementen’ is weinig plaats ingeruimd. Iedere dag werd in een krappe bladzijde geboekstaafd en dat levert een reeks logboeken op die weinig avontuurlijks hebben. Des te meer ruimte is er voor het veel spannender ‘parallelle boek’, waarin het verblijf op de parkeerplaatsen op bijzondere wijze gestalte krijgt. Bijzonder omdat de gebeurtenissen, de anekdoten niet meer dan een aanleiding zijn voor bespiegelingen, verhaaltjes en fantasieën die betrekking hebben op de hele reis. Een paar willekeurig gekozen titels zeggen genoeg: ‘Waarin Beertje (= Carol Dunlop - M.S.) over de nacht praat’; ‘Gedrag op de parkeerplaatsen’; ‘Nogmaals de Tataren, alsof het niets is’; ‘Waarin Beertje tegen Wolf (= Cortázar - M.S.) praat en alles eens voor altijd wordt gezegd’.
La Coucourde, de parkeerplaats van de leeuweriken
Hondenopfrisplaats op de parkeerplaats Chères
Er is dus meer gebeurd dan een omkering van de tijdsbeleving: in plaats van uren reizen en snel even pauzeren wordt er per dag twee maal een kwartier gereden, de rest van de dag is er alle tijd voor eten, drinken, lezen, luisteren, kijken, vrijen en rusten. De tijd is leeg geworden, de expeditie een tijdloze reis. De lezer krijgt dan ook weinig kans zich de parkeerplaatsen voor te stellen als een eenvormige reeks mislukte pogingen om asfalt, benzinestations, winkeltjes, motels en toiletten een arcadische achtergrond te geven. In De autonauten van de kosmosnelweg is de verbeelding aan de macht: vuilnisbakken zijn spionnen, de roodwitte plastic kegels, het bord ‘Werk in uitvoering’ en de hoopjes zand vormen de sporen van de kort te voren gehouden auto-da-fe's, enzovoorts. Alleen de tekeningen (later op aanwijzingen van de twee autonauten gemaakt door Carols veertienjarige zoon) herinneren aan het eentonige karakter van de rustplaatsen, maar na het lezen van de teksten en het zien van de foto's kan niet ontkend worden dat er veel meer te beleven valt dan je zou vermoeden. Vooral met z'n tweeën. Omdat Cortázar en Dunlop buiten de tijd staan, kan er nauwelijks sprake zijn van contact met de andere weggebruikers. Zelfs de enkele ontmoetingen met vrienden worden heel kort vermeld. Het zijn de vuilnisbakken, de bomen en de leeuweriken die hen gezelschap houden, niet de mensen. Maar ze zijn vooral elkaars gezelschap, en dat steken ze niet onder stoelen of banken. Omdat hun liefde voor elkaar zo zonder enige smet is, zo paradijselijk, en omdat zij bovendien niet zelden in geëxalteerde bewoordingen gestalte krijgt (met name in de stukken van Carol Dunlop), is het moeilijk voor de lezer zich er werkelijk bij betrokken te voelen. Dit geldt eigenlijk voor de hele reis. De reserve van de twee autonauten tegenover de andere weggebruikers houdt ook de lezer op afstand. Steeds nadrukkelijker iso- | |
[pagina 16]
| |
leren deze twee zelfbewuste cronopios zich van de hen omringende fantasieloze massa famas. Alleen kinderen, dieren en een enkele vriend mogen het genoegen smaken deel uit te maken van het onschuldige, speelse universum van deze cronopios, die zich wel zeer bewust van hun taak zijn: ‘Geven wij dit Frankrijk van vandaag de dag niet een goed voorbeeld van het feit dat de verbeelding écht aan de macht kan komen als je je routines vergeet?’ Op dit soort momenten krijgt het boek even iets van een pedant sprookje, bedacht en verteld door de hoofdpersonen zelf. Een sprookje waarin een overwinning wordt behaald op de tijd, maar waaraan toch een einde komt: op 23 juni 1982 wordt Marseille bereikt. Gaat het leven weer gewoon verder, zoals aan het slot van ‘De zuidelijke autoroute’? De slotregels geven een ontkennend antwoord. Het spel is voor Cortázar dus in een overwinning geëindigd, de overwinning die Oliveira in Rayuela: een hinkelspel niet ten deel is gevallen. Het is hem gegund. Maar het staat vast dat Rayuela veel meer gelegenheid biedt deel te nemen aan het spel dan De autonauten van de kosmosnelweg. ■ |
|