Tournier
vervolg van pagina 10
als mal voor etalagepoppen van het ‘Noordafrikaans type’ en ook dat levert een tegelijk schitterende en afschuwelijke scène op: omdat het alginaat sneller hard wordt dan men dacht, verliest hij zijn wenkbrauwen en wimpers en bij het uitpeilen komen er geluiden vrij ‘alsof hij opnieuw geboren wordt’. En inderdaad, binnen een maand zullen er twintig identieke Idrissen in de etalage staan. En toch worden zijn ogen niet geopend en dwaalt hij, onschuldig en vragend en zich van de prins geen kwaad bewust, naar de volgende ervaring.
Peepshows (‘prostitutie voor de ogen’), identificatiefoto's op het politiebureau als hij in elkaar geslagen is: hij vervalt van kwaad tot erger. Tot hij voorgesteld wordt aan een kalligraaf en leert schoonschrijven, een werkelijk geniale inval van Tournier. Idriss wordt genezen van de verslaving aan het beeld, hij ontdekt de superioriteit van het teken boven de afbeelding, want ‘schoonschrijven is de verheerlijking van het onzichtbare door het zichtbare’. In een krankzinnige orgiastische slotscène ontvliedt hij - evenals de Kleine Prins waarschijnlijk - deze aarde wanneer hij met een drilboor, het instrument dat in Frankrijk als symbool van de gastarbeider dient, de chique vitrine van een juwelier op het Place Vendôme binnendreunt waar op een zwartfluwelen bedje een gouden druppel ligt, teken van de bevrijding van het beeld.
Nogmaals, schematisch is het zeker niet, daarvoor staan er te veel absurde zijpaden in, waarvan ik nog geen tiende genoemd heb. Alleen, alles verwijst naar alles. Zo wordt het toch al rondlopende verhaal ook nog eens vlak na het begin en kort voor het eind als het ware omlijst met twee legenden - een van Koning Roodbaard en de andere van de Blonde Koningin - die beide ook weer illustreren dat een beeltenis een samenstel van tekens is dat ontleed en ontcijferd moet worden zodat het geen gevaar meer oplevert. En wie de sleutel tot die ontcijfering heeft, kortom: wie tussen de regels door kan lezen en zo zijn eigen beeldverhaal maakt, die is ontkomen aan de betovering van het obligate plaatje.
Een halfslachtig leermeester is Tournier nooit, dat is duidelijk. Hij dringt je dwingend zijn visie op, verpakt in een heldere, bijna klassieke stijl. Maar liever zo'n strenge les van iemand die wat te vertellen heeft, dan de zachte zegeningen van een kringgesprek.
■