Vrij Nederland. Boekenbijlage 1986
(1986)– [tijdschrift] Vrij Nederland– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 19]
| |
De geklede mens door Ethel Portnoy Uitgever: Cantecleer, 160 p., f49, - (geb.) Paperback-editie: Haags Gemeentemuseum, f35,-Mariëtte HavemanKleding en mode is een van de terugkerende motieven in Ethel Portnoys essayistische werk, en ook in haar verhalen, waar het vaak voor prachtige dramatische accenten zorgt. Het mooiste voorbeeld dat ik ken is de Igorjurk van de hoofdpersoon in het verhaal ‘Brief Encounter’ (in Het ontwaken van de zee). De jurk is genoemd naar de megalomane gek die volgens eigen zeggen evenveel talent had voor vrouwen als voor vioolspelen, en in wiens netten de hoofdpersoon kortstondig verstrikt raakte, op de dag dat zij de jurk voor de eerste keer droeg. De jurk is de stille getuige van de gebeurtenissen, en geeft er de kleur en het verloop van aan; aanvankelijk lichtblauw, koel en zonder kreukel... ‘Kleren hebben deel aan traumatische belevenissen,’ schrijft Ethel Portnoy, althans in het bewustzijn van de meeste vrouwen, wier informatieverwerking op dit punt nog steeds iets anders schijnt te zijn dan die van mannen. Deze uitgangspunten zijn ook te vinden in De geklede mens, maar genuanceerd in de vorm van een antropologische studie. Het dragen van kleren heeft in de opzet van dit boek vooral een communicatieve functie: ‘Op geen enkel terrein van het leven is de interpretatie van signalen zo belangrijk als hier - de confrontatie met andere mensen en het bepalen van hun plaats in verhouding tot onszelf - in feite maakt het deel uit van onze drang tot zelfbehoud. Andere mensen zijn potentiële vrienden, vijanden, minnaars, overvallers, cliënten of slachtoffers. Bij zo'n confrontatie moeten tientallen impressies in een mum van tijd gezift worden, en hoe groter onze sociale intelligentie is, des te subtieler zal ons eindoordeel uitvallen.’
Mae West
Lady Diana Cooper en Barbara Cartland
Het laatste hoofdstuk, waarin de schrijfster haar standpunt samenvat, heet zelfs ‘Kleding als spiegel van de maatschappij’. Associaties en tekens spelen in dit boek de hoofdrol, waarbij mode de gedaante heeft van een oneindig variabele lakmoesproef voor de moderne maatschappij. Het is een middel tot expressie (volgens Ethel Portnoy het meest veelzijdige dat ons rest), en een symptoom van de ambities, aspiraties en verlangens waar kleren bij moeten helpen. Mode is een dubbelzijdig begrip schrijft Ethel Portnoy: het kan in het algemeen gaan om een trend, een stijl, of de plotselinge populariteit van een intellectueel standpunt; in engere
variatie op de peniskoker
Ethel Portnoy en de signalen van de geklede mens zin gaat het om de veranderende stijl op het gebied van kleding. Volgens haar zijn er ook twee polen, die aan weerszijden bepalend zijn voor de keus, 's morgens voor de klerenkast: het streven om niet op te vallen, om deel uit te maken van de soort, en het streven om (erotisch, sociaal, economisch) de aandacht te trekken. Tussen deze twee polen is een netwerk van signalen aan het werk. Tegelijk arrangeert zich tussen deze polen het spiegelbeeld van de cultuur, zoals op een schaal: aan de ene kant staan de dames, (de echte Lady waarvan je je nooit herinnert wat ze aan had), de preppies, de Sloane Rangers, ‘ons soort mensen’; aan de andere kant staan de voorlopers, outsiders, en zij die min of meer uit vrije keus of beroepshalve juist wél op willen vallen: existentialisten, hippies, punkers, bepaalde groepen homoseksuelen en prostituées. Beide groepen (Ladies en Outsiders) zijn onderhevig aan de verschuivingen van het modebeeld, en de kenmerken van de ene groep kunnen in een gegeven periode overgaan op een andere: de klederdracht van prostituées in de jaren dertig tot vijftig, (visnetkousen, hoge hakken, splitrokken) werden in de jaren zeventig algemeen mode. Bij een snellere infiltratie moet gezocht worden naar nieuwe kenmerken ter ondersteuning van de massa, want kleding is niet in de laatste plaats een middel om anderen te imponeren of buiten te sluiten. Die krachtmeting kan zowel opzettelijke als minder opzettelijke vormen aannemen: Amerikaanse politici maken er steeds meer een gewoonte van om hun bezoek zonder jas van het vliegveld te halen, als teken dat zij wel tegen een stootje kunnen. Voor keizer Bokassa geldt daarentegen dat hij zich met veel goud en hermelijn moet tooien om (onder anderen door zichzelf) serieus genomen te worden - terwijl hij het juist vanwege al die opschik weer niet zo erg wordt. Want zo subtiel zijn de wetten van de mode.
prinses Diana
In De geklede mens worden alle vertakkingen van de maatschappelijke schaal waarin de mode zich manifesteert, geleidelijk afgelopen. Alle mogelijke deelproblemen worden daarbij aangeroerd: kleding als kunstvorm, kleding als manifest van status, kleding om zaken te doen, kleding en ouderdom, kleding om erotische signalen mee uit te zenden. Het boek is uitzonderlijk breed in zijn opzet: een peniskoker met een frivool pluimpje krijgt evenveel aandacht als een creatie van Yves Saint Laurent. Het is gericht op een groot publiek, en kan in veel opzichten gelden als een doorbreking van het stigma dat nog steeds op dit onderwerp rust (‘onbenullig’, ‘gênant om over te praten’, ‘ik | |
[pagina 20]
| |
kleed me zoals ik me voel’). Een bezwaar dat wel kleeft aan die brede opzet is dat het geleid heeft tot een zekere oppervlakkigheid. Zo iets is storend wanneer het gecombineerd wordt met verdergaande en interessante beweringen, waarvan er in dit boek heel wat staan. Achter de vele mooie voorbeelden is het soms moeilijk te onderscheiden welke mechanismen in de mode aan het werk zijn, hoe die mechanismen op langere termijn werken, en ook hoe ze zich met elkaar combineren; allemaal dingen die wél heel belangrijk zijn in een boek waarin mode figureert als spiegel van de maatschappij. Is het de economie, de seksuele moraal, het modemechanisme zelf of de heersende mentaliteit die verantwoordelijk is voor bepaalde verschuivingen; of zijn omgekeerd de verschuivingen van het modebeeld bepalend voor een andere mentaliteit? Ethel Portnoy lost de complexiteit met veel stelligheid op door de oorzaken afwisselend op te laten treden, waarbij vooral de laatste variant enigszins in het gedrang komt. Af en toe leidt dat tot sterke vereenvoudigingen: zo zou de afwisseling van roklengtes puur voortkomen uit economische motieven, terwijl silhouetten, van smal haar breed en weer terug, verklaard worden uit de golfbewegingen van de mode zelf. Het grootste probleem in de analyse van het modebeeld als spiegel van de maatschappij, is naar mijn mening dat mode niet alleen uitdrukking geeft aan uitwendige omstandigheden, maar tegelijk voortdurend onderhevig is aan een eigen logica, een interne wetmatigheid van vernieuwing, inflatie en omslag naar het tegendeel. Daarmee oefent het ook omgekeerd invloed uit. Het is bij zo'n onderwerp ondoenlijk om alle complicaties volledig uit te diepen, maar een aantal werkelijk belangrijke aspecten hadden van mij wel wat meer aandacht mogen krijgen: bijvoorbeeld het onderdeel mode en seks, waarin moraal, mentaliteit en de wisseling der stijlen op een eigenaardige manier door elkaar lopen en elkaar beïnvloeden. Het boek is leuk en interessant in de vorm die het heeft, maar ik vind het jammer dat Ethel Portnoy zich kennelijk beperkt heeft in haar opzet. ■ |
|