Zesentachtig zielsverhuizingen
Harris vindt niet dat godsdienstige en culturele waarden een voldoende verklaring geven. Zijn stelling is: het uitverkoren, goede voedsel heeft een voordeel als je de verhouding tussen het praktisch nut en de kosten vergelijkt met voedsel dat taboe is. Het praktisch nut bestaat voor Harris vooral uit de voedingswaarde, en zo duiken de proteïnen, naast vitaminen en mineralen, toch weer in zijn theorie op. Ook andere kosten en voordelen lijken hem belangrijk, zoals bijvoorbeeld de tijd die nodig is om dat voedsel te produceren, het nadelig effect dat het kan hebben op bodem, dieren en planten... Harris heeft het dan ook voortdurend over ‘nutritional and ecological costs and benefits’.
Harris schrijft dat de heiligheid van de koe verbonden is met de reïncarnatie in de Hindoe-theologie: na zesentachtig zielsverhuizingen kan een duivel een koe worden. Nog een zielsverhuizing meer en de ziel krijgt zelfs een menselijke vorm. Ze kan echter ook altijd terugvallen, als men bijvoorbeeld een koe doodt, daalt men tot de laagste rang. Er is veel meer dan het godsdienstige aspect volgens Harris: het in westerse ogen irrationele van de Hindoe-taboe met betrekking tot koeien heeft er alles mee te maken dat zij bij ons gefokt worden voor vlees of melk, terwijl tractors gebruikt worden om het land te ploegen, aldus Harris. De koe is in India zo heilig omdat ze, naast het geven van melk, het goedkoopste en meest efficiënte trekdier is voor India's bodem en klimaat.
Met een gelijksoortig verhaal komt Harris voor varkensvlees bij moslims en joden, paardevlees bij Amerikanen, melk bij Chinezen en insekten bij Europeanen: ‘De reden waarom we geen insekten eten,’ aldus Harris, ‘is niet omdat ze vuil en weerzinwekkend zijn; ze zijn eerder vuil en weerzinwekkend omdat we ze niet eten.’ Insekten worden nochtans wel gegeten in China en Aristoteles wist precies wanneer krekels het lekkerst waren: de periode dat ze nog pop waren, vóór de laatste rui. Onder de volwassen krekels vond Aristoteles de mannelijke het lekkerst, maar na de copulatie de vrouwelijke, die dan vol witte eitjes zaten.
Als we nu de vergelijking tussen de ‘kosten en baten’ van insekten en ander voedsel maken, krijgen we de oplossing, volgens Harris, waarom insekten vandaag taboe zijn: ‘Alhoewel insekten makkelijk gevangen kunnen worden, en veel calorieën en proteïnen hebben in verhouding met hun gewicht, is het voordeel van ze te pakken en klaar te maken zeer klein voor de meeste insektensoorten in vergelijking met grote zoogdieren, vissen of zelfs kleine gewervelde dieren als knaagdieren, vogels, konijnen, hagedissen of zeeschildpadden.’
En waarom eet niemand zijn poedel of kat? U kunt het zelf misschien nu al raden: niet omdat het een troeteldier is, maar wel omdat we een overvloed hebben aan koeien, varkens en kippen en in vergelijking daarmee zijn onze troeteldieren niet zo voordelig als voedsel. Ze dragen weliswaar niet bij tot landbouw - zoals de heilige Indische koeien - maar, weet Harris ‘ze maken de stedelijke samenleving meer leefbaar. Als gevolmachtigde mensen kunnen een of twee troeteldieren een heel leger sociale dienstverleners vervangen. Zij kunnen ons vermaken zoals acteurs, onderwijzen als leraren biologie, op de proef stellen als gymtrainers, ontspannen als echtgenoten, liefhebben als kinderen, naar ons luisteren als psychiaters, de biecht afnemen als priesters en ons genezen als artsen. En dat allemaal voor een paar honderd dollar per jaar. Dus: het praktisch nut is zeer hoog en om als voedsel te dienen zijn ze niet zo voordelig.