Tijdelijke en tijdloze normen
Het Normalieënboekje van Piet Zwart
Normalieënboekje door Piet Zwart Uitgegeven bij Drukkerij Rosbeek BV, Nuth Niet in de handel
Els Hoek
Begin 1925 ontvingen elektrotechnici en monteurs van de Nederlandse Kabelfabriek in Delft een grappig klein boekje; een bandje dat met behulp van drukknopen een twintigtal losse bladen bijeenhield. Grappig, klein maar ook handig en in hun beroep onontbeerlijk. Het boekje bevatte namelijk de recent vastgestelde normen voor de aard en toepassing van elektriciteitskabels, en nieuwe normen konden door het drukknopensysteem gemakkelijk worden toegevoegd.
Onlangs ontvingen relaties van de Limburgse drukkerij Rosbeek een heruitgave van dit Normalieënboekje. Opgenomen in een wat groter formaat (hetzelfde als de twintig voorgangers van Rosbeeks serie goodwillpublikaties) en zonder drukknopen, heeft het wel iets van zijn charme verloren. En de geboden technische informatie zal de ontvangers nog maar weinig interesseren. Nu dankt het boekje zijn belang aan de advertenties op de achterzijde van de bladzijden. Zij werden ontworpen door Piet Zwart, een van de meest revolutionaire en invloedrijke typografen van deze eeuw.
Ter gelegenheid van het honderdste geboortejaar van Piet Zwart (1885-1977) verscheen vorig jaar al een heruitgave van zijn beroemde Boek van P.T.T. Maar behalve dat het Normalieënboekje eveneens is opgedragen aan Zwarts weduwe, mevrouw Nel Zwart-Cleyndert, hebben de beide publikaties weinig met elkaar gemeen. In het Boek van P.T.T., dat ontstond tussen 1930 en 1938 en dat bedoeld was om de schooljeugd vertrouwd te maken met de diensten van de PTT, zijn alle typografische registers opengetrokken. Zwart ensceneerde twee poppetjes in een wereld van foto's, fijne kleurpotloodtekeningen, tekens en tekst. Bij het Normalieënboekje maakte hij daarentegen slechts gebruik van het zetmateriaal van de drukker, letters, leestekens en lijnen, vergelijking is dus onmogelijk. Wél wordt nogmaals bevestigd dat een beperkt vocabulaire geen gevolgen hoeft te hebben voor de zeggingskracht.
Het Normalieënboekje ontstond grotendeels gedurende 1924 en 1925, en markeert daarmee het begin van Zwarts loopbaan als typograaf. Zijn activiteiten hiervoor kunnen grofweg in tweeën worden verdeeld. Aanvankelijk ontwierp hij meubelen en (woning)textiel in de stijl van de art nouveau, met een overvloedige, meest florale ornamentiek. Contact met de kunstenaars van De Stijl leidde tot aansluiting bij de avant-garde in 1919. Zwart werd toen bouwkundig tekenaar op het bureau van Jan Wils en verzorgde de inrichting van interieurs die door de Hongaarse Stijl-kunstenaar Vilmos Huszár van abstracte ‘Ruimte-Kleur-Composities’ werden voorzien. Vanaf 1921 maakte hij incidenteel een briefhoofd, logo of advertentie voor particulieren en kleine bedrijfjes.
Op deze pagina: drie door Piet Zwart ontworpen voorkanten uit het Normalieënboekje van de Nederlandse Kabelfabriek
In 1923 introduceerde Berlage, bij wie Zwart na een inkrimping van het bureau van Wils was komen werken, hem bij de Nederlandse Kabelfabriek. Hij kreeg opdracht om maandelijks maar liefst drie nieuwe advertenties te ontwerpen die in vakbladen zouden worden afgedrukt. Getekende advertenties bleken al gauw te tijdrovend, en zo kwam Zwart er toe om ze, op basis van slechts een vluchtig schetsje, direct vanuit het zetmateriaal op de drukkerij te componeren. Het knechtje van de drukker was daarbij een belangrijke steun. ‘Het mooie ervan is, dat ik eigenlijk typografie geleerd heb van het hulpje, van een jaar of achttien, negentien misschien. Ik wist van de termen niets, ik wist van methoden niets, ik wist zelfs niet wat onderkast was en kapitalen,’ vertelde Zwart in 1970. Waarschijnlijk is deze voorstelling van zaken wel iets geromantiseerd, maar het lijdt geen twijfel dat de directe werkwijze het resultaat in belangrijke mate beïnvloedde en dus aan de basis ligt van de typografische stijl die hij de daaropvolgende jaren ontwikkelde. Het Normalieënboekje ontstond in de periode van pril experiment en de composities komen dan ook sterk overeen met de eerste tijdschriftadvertenties. Het gebruik van kleur geeft ze nog een extra dimensie. Het is ontegenzeggelijk knap hoe Piet Zwart erin slaagde om de droge, op zich weinig inspirerende reclameboodschappen van de N.K.F. te laten spreken. De teksten, waarvoor hij eveneens verantwoordelijk was en die voornamelijk appelleren aan kwaliteit en service, zijn beperkt tot korte zinnen en trefwoorden.
Deze zijn poëtisch met elkaar verbonden door herhaling, assonantie, alliteratie et cetera, en beeldend-suggestief gemaakt door variatie in lettergrootte en lettertype, leesrichting, woordverbindingen en kleur (steeds twee contrasterende kleuren per advertentie). Vaak wordt de betekenis van een woord ondersteund door de vorm van de letters; bijvoorbeeld een zeer lang uitgerekte H in ‘Hoog’ of drie elkaar opvullende V's in een advertentie voor vulmassa. Ten slotte gebruikte Zwart letters en leestekens ook zuiver beeldend, naast de tekst, als symbolische verwijzing naar of toevoeging aan de boodschap. Een mooi voorbeeld is een advertentie waarin de ontwikkeling van duplexkabel wordt aangekondigd. Kabelverbindingen zijn verbeeld door dunne diagonale lijnen; hun duplexkwaliteit door rode concentrische cirkels, en de internationale reikwijdte door doorbreking van een grens van zwarte kruisjes en overbrugging van een zee van blauwe golfjes.
Het Normalieënboekje kwam in verschillende afleveringen tot stand, tussen 1924 en 1926. Bij nauwkeurige bestudering vallen er wel verschillen te bespeuren die aangeven in welke richting Zwarts stijl zich ontwikkelde. Zo past hij steeds minder grote letters toe, en ook de composities in hun geheel worden fijner en ijler. Daarnaast manifesteert zich een voorkeur voor wisselende, en vooral diagonale leesrichtingen. Zwarts rijpe stijl kan geproefd worden in de acht bladen van het supplement dat, gezien de datering van de normen, van eind 1929 stamt. Zij tonen slanke letters in onderkast die in grootte slechts weinig van elkaar verschillen, en nooit binnen één woord; lege, sterk asymmetrische composities waarbij meerdere schuine richtingen zijn gecombineerd en, bovenal, het gebruik van foto en fotomontage, waarmee figuratieve elementen hun intrede doen. Van hieruit naar het Boek van P.T.T. is weliswaar nog een grote stap, maar niet langer een onvoorstelbare sprong.