Vrij Nederland. Boekenbijlage 1986
(1986)– [tijdschrift] Vrij Nederland– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 19]
| |
Cult Objects door Deyan Sudjic Uitgever: Paladin, 159 p., f34,30 Importeur: Van DitmarGhislain KieftEnige tijd geleden kwam mij de theorie ter ore, dat de huiskat zich een strategie van evolutionaire overleving eigen gemaakt zou hebben, waarvan het succes berust op de omstandigheid, dat hij enigszins lijkt op mensenbaby's. In de biologie wordt een dergelijke tactiek ‘mimicry’ genoemd. Men denke bijvoorbeeld aan de Wandelende Tak. Bekend zijn ook de gifloze slangen, die zich het uiterlijk van hun giftige soortgenoten hebben aangemeten, zodat eventuele natuurlijke vijanden hun links laten liggen (het innemen van gif is namelijk weinig minder ernstig dan er mee gebeten worden). De mimicry van de poes berust echter niet op bitterheid maar op zoetheid: de ‘selectieve druk van schattigheid’, zoals mijn informant het uitdrukte, maakt de kat tot een geschikt huisdier. Nog steeds volgens deze theorie schuilt het geheim van de symbiose van poes en mens overigens niet zo zeer in het uiterlijk van de kat, maar in de toevalligheid, dat deze beesten het toestaan zich te laten aanhalen, te aaien en te wiegen, waarbij bij mensen een gevoelige snaar geraakt wordt. Zoals in het geval van baby's wordt er een - laat ons zeggen - ‘wiegrespons’ opgewekt (merk op, dat lang niet alle dieren hun kinderen wiegen). De pointe van onze theorie is aldus: de kat wordt niet door mensen gehouden vanwege dierenliefde of muizenoverlast, maar vanwege het feit, dat zekere aspecten van zijn gedrag diepere menselijke gevoelens oproepen. Ik weet niet of deze theorie correct is, maar ik moest er aan denken, toen ik de eerste hoofdstukken van het boek Cult Objects van Deyan Sudjic las. Hij is design-criticus en schreef voor The Times, The Sunday Times, en tijdschriften als Design, en Interiors. In Cult Objects komt het vraagstuk aan de orde waarom zekere gebruiksvoorwerpen en goederen een langer en gelukkiger leven leiden dan andere. Hoe slaagde bijvoorbeeld de Volkswagen Kever er in tientallen jaren in produktie te zijn met minimale verschillen in de opeenvolgende edities? Wat verklaart het verpletterende succes van de Sony Walkman? Hoe komt de Levi spijkerbroek aan zijn reputatie? Wie onder de indruk is van de redelijkheid van het menselijk geslacht, is geneigd te zeggen, dat de Kever ‘motorisch sterk’ is, de Walkman ‘een gat vult’ in de markt van audio-apparatuur, en de Levi spijkerbroek in tegenstelling tot andere broeken niet stuk te krijgen is. Dit soort functionele argumenten bevredigen Sudjic niet. Het antwoord in Cult Objects is veeleer, dat vele gebruiks-goederen behalve hun functie als een soort gereedschap een tweede gebruik kennen: hun cultus-functie. Wie wel eens een commando Punks op een zomerse dag heeft bestudeerd en besefte dat die volle bepakking niet uit dienstplicht maar geheel en al uit vrije wil gedragen wordt, realiseert zich ook dat de impuls om de sociale insignia van de eigen kaste te tonen sterker is dan de gemakzucht van een luchtige dracht bij warm weer. | |
Andermans vulpenEr is - een tweede voorbeeld - een categorie van gebruiksvoorwerpen, waarvan het bezit een zeer speciale vorm van Mijn en Dijn inhoudt. Ik doel op zaken als polshorloges, vulpennen en dergelijke. Iedereen schijnt te weten, wanneer hij zijn eerste polshorloge cadeau kreeg - meestal tijdens de puberteit - hetgeen zo'n horloge niet alleen tot een instrument van tijdwaarneming maakt, maar mogelijk ook een ritueel teken in de overgang van adolescentie naar volwassenheid. Polshorloges zijn voorts ook erfbaar - blijkbaar is het bezit zo persoonlijk, dat overdracht alleen in de vorm van een soort affectieve transactie kan plaats vinden. Van de vulpen, ten slotte, heet het, dat hij ‘naar je hand gaat staan’, en het mysterieuze karakter ervan maakt, dat je andermans vulpen niet kunt hanteren zonder dat zich een gevoel van malaise meedeelt. Je kunt je voorstellen, dat sommige volkeren in Afrika of Polynesië woorden kennen om dergelijke gevoelsmatige vormen van bezit of de affectieve functie van voorwerpen aan te duiden; het Nederlands kent die niet. Wat betreft het eerste voorbeeld echter, de Nederlander gebruikt daarvoor de ronde term ‘statussymbool’, vooral als hij bezitter en object op hun plaats wil zetten.
Zippo aansteker
Mont Blanc vulpen
Over de sociale dynamiek van statussymbolen maakt Sudjic op diverse plaatsen in zijn boek enige terloopse opmerkingen. Uiteraard zijn zulke symbolen van openbare, ‘publiekelijk observeerbare’ aard; het betreft meubels, kledij, en - natuurlijk! - auto's. Er is een gangbare theorie, die zegt, dat automobielen behalve vervoermiddelen de publieke regalia van Macht, Rijkdom, en Beschaving zijn. Een bijbehorende vuistregel zegt dat elite-symbolen zullen doorsijpelen naar elders of dieper gelegen lagen van de bevolking - van Brahmanen naar Paria's, zal ik maar zeggen - waarbij de toverkracht van het betreffende object of kledingstuk evenredig afneemt. Volgens mij is deze opvatting maar matig toepasbaar op de werkelijkheid; sommige zaken doorlopen eerder een omgekeerde route, zoals bijvooreeld kleurentelevisies en videorecorders, die - als ik goed geïnformeerd ben - eerst opkwamen in middenklasse milieu's. En bovendien probeert niet een elite als ons vorstenhuis al jaren zo ‘gewoon’ te doen, dat het weer opvallend wordt? Uit de samenstelling van de verzameling ‘cult’-goederen, die Sudjic ons aanbiedt, kun je opmaken, dat deze zaken juist ongevoelig zijn voor reputatieverlies onder sociale druk. Sommige ‘cult’-objecten zijn hoogstens een zedekundig Taboe, maar verliezen daardoor niet hun aantrekkelijkheid. Het woord ‘Taboe’ zegt het al. Het gerucht moge rondgaan, dat de meeste Mercedessen te vinden zijn op de markt of in woonwagenkampen, de reputatie van deze auto's op zich heeft er niet merkbaar onder geleden (het sociale Taboe wil alleen maar, dat je je niet op het bezit laat voorstaan). Ieder beschaafd mens weet, dat Coca-Cola niet alleen verderfelijk voor het gebit is, maar bovendien een geheim wapen van het Amerikaanse Imperialisme, maar zulke vroomheid ontneemt niets aan de smakelijkheid van Coca-Cola. | |
Archetypen‘Cult’-objecten zijn niet identificeerbaar met statussymbolen; hun faam is ongevoelig voor sociale manipulatie. Daarom lijkt mij de term ‘cult’ in deze ongelukkig gekozen: ze laten zich juist niet monopoliseren door een beperkte groep van ingewijden en zijn niet het voorwerp van een ostentatief vertoon van een zeer bepaalde slechte smaak, zoals het woord ‘cult’ in bijvoorbeeld ‘cult-film’ suggereert. ‘Cult’-goederen hebben een Naam in de dubbele zin: er is maar één spijkerbroek en dat is de Levi, één walkman en dat is Sony, de enige echte cola is Coca-Cola, en een echte zonnebril heet Ray Ban. Zij vertegenwoordigen de archetypen van hun genus. In tegenstelling tot de meeste van hun soortgenoten laten ze een onuitwisbare indruk achter op het bewustzijn: iedereen weet wat een Volkswagen is, iedereen kent de Fiat 500, en hoewel verplaatsing door middel van een scooter in onbruik geraakt is, kent iedereen het object in kwestie.
Perrier mineraalwater
Sudjic vertelt met plezier en tot in detail de wederwaardigheden van zijn ‘cult-objects’. De schrijver toont ongewild zelfs aan, dat wanneer er van legendevorming sprake is, we vrijwel zeker te maken hebben met een ‘cult-object’. Dergelijke geschiedenissen behoeven niet eens waar te zijn, maar ze moeten wel de smakelijke kracht van een anekdote bezitten. Voorbeeld: ‘Herr Strauss, een geëmigreerde kleermaker uit Beieren, gebruikte eerst zijn talent voor de vervaardiging van canvas huiven voor wagens, tijdens de Gold Rush. Jeans waren een solide bijprodukt, die eerst op de zelfde markt gericht waren. De koperen klinknagels werden er in 1874 aan toegevoegd; volgens de officiële geschiedenis, om het dubbele stiksel te beschermen tegen spanning; volgens sommigen echter, bij wijze van grap, uitgehaald door vrienden van een mijnwerker, die zijn jeans liet beklinken door een smid, zodat hij in staat was zijn zakken met kei- en te vullen.’ De Volkswagen werd door Hitler aanvankelijk Kraft durch Freude Wagen (KdfWagen) genoemd en na de oorlog werd de fabriek te Wolfsburg enige tijd door Engelse militairen geëxploiteerd om de verslagen Duitsers iets te doen te geven en omdat geen enkele andere firma in die Kevers geïnteresseerd was. De Zippo benzine aansteker schijnt een uitvinding van ene George Blaisdell, een niet-roker, in 1932 (Een legende van de zelfde orde als die van Monopoly - bedacht door een werkloze, of Stratego, uitgevonden door een onderduiker). Over Coca-Cola doen geheimzinnige verhalen de ronde; je kunt er roest mee verwijderen; een in Coca-Cola gedompelde biefstuk wordt helemaal bruin; vroeger zat er echte cocaïne in. Enzovoorts. | |
ZippoHet boek van Sudjic blijft wel een beetje steken in het beschrijvende; het ontbreekt aan verklaringen. Intrigerende vragen worden wel gesteld (waarom is Coca-Cola succesvoller dan Pepsi-Cola?), maar zelden beantwoord. Wat maakt sommige zaken eigenlijk tot ‘cult-object’ en hoe komt het dat andere dingen definitief uit de boot vallen? Wat is er zo onweerstaanbaar aan de Porsche, Camel sigaretten, Cartier horloges, de Minox camera, de Polaroid camera? Een eenduidig antwoord hierop zal wel niet te geven zijn, | |
[pagina 20]
| |
maar in de eerste hoofdstukken doet Sudjic een tweetal verklaringen aan de hand, die een beetje lijken op de eerder genoemde poezen-theorie. Een aantal ‘cult-objects’, zegt Sudjic, bezit een ‘Conspicuous Redundancy’, zoiets als ‘Opvallende Overtolligheid’. Mensen vinden het kennelijk leuk om rond te rijden in een Jeep of Landrover, niet zozeer om de indruk te wekken ten strijde of op jacht te gaan (terwijl ze gewoon boodschappen gaan doen bij Albert Heijn), maar omdat soliditeit en vierwielaandrijving een verleidelijke kwaliteit van zulke wagens is. De stimulus van Opvallende Overtolligheid behelst in feite, dat sommige produkten beloven te functioneren in extreme omstandigheden, waar de gemiddelde bezitter toch nooit in zal geraken. Dit is het geheim van waterdichte horloges, de Fisher ballpoint - een ruimtevaart bedenksel, dat zelfs schrijft in een toestand van gewichtsloosheid -, de Zippo aansteker, voor wie een sigaret wil opsteken op de pier van Scheveningen, of het Zwitserse legerzakmes, waarmee je een vlot kunt bouwen op volle zee. Jeeps zijn meer auto dan andere auto's; de Zippo is de haast karikaturale perfectie van een aansteker; de Fisher het ideaal van de ballpoint. Een tweede door Sudjic geselecteerde categorie van voorwerpen overlapt de eerste hier en daar. Het zijn de gebruiksvoorwerpen met een grote ‘play-value’ - te vertalen met ‘speel-waarde’ ofwel ‘pruts-factor’. Mensen vinden het leuk, wanneer voorwerpen vele diverse ‘speelmogelijkheden’ hebben. Audio-visuele apparatuur bezit vaak een hoge pruts-factor, met hun enorme aanbod van schakelaars, knoppen, potmeters of LED'jes. Het is acceptabel speelgoed voor volwassenen. In deze categorie vallen de multifunctionele digitale horloges, zakrekenmachines, wederom het Zwitserse zakmes, alle fototoestellen, inclusief de Polaroid camera (‘voorzien van een repertoire van hoogst bevredigende geluiden - ontspan de sluiter en je krijgt een zeer zakelijke “Whoosh”, wanneer de elektrische motor van de camera de belichte films uitspuugt’). Gebruiksvoorwerpen met een hoge pruts-factor zijn dus aantrekkelijk, niet vanwege een zeker ‘nut’, maar omdat zij de menselijke ‘speel-behoefte’ ontsluiten; zij ontladen de ‘spel-respons’, om zo te zeggen. Dat verklaart voor een deel hun succes. Ook van deze theorie weet ik niet of hij klopt, maar ‘wieg-responsen’ en ‘speel-behoefte’ lijken me wel sympathieke eigenschappen van de menselijke soort. ■ |
|