Tijdschrift
Optima is een tijdschrift voor literaire speurneuzen. In het najaarsnummer vult Boudewijn Büch zijn rubriek ‘De waeraghtige bibliophiel’ met het verslag van een zoektocht naar de juistheid van een mededeling van Albert Verwey over de interesse van Goethe voor Bilderdijk. Zelfs voor een fervente Goethe-aanhanger lijkt me dit al een marginaal probleem, laat staan voor de gemiddelde lezer van een literair tijdschrift. Toch is Büch in staat om van al het denken, lezen en bladeren dat nodig was om dit ‘raadsel’ op te lossen een boeiend verhaaltje te maken. Van alle kanten benadert hij de kwestie: archieven, brieven en handboeken ploetert hij door en na al dat werk vormt zijn conclusie, dat Verwey Bilderdijk verward moet hebben met de excentrieke Duitser Beyreis, eigenlijk een anticlimax. Maar voor een ‘waeraghtige bibliophiel’ telt natuurlijk vooral het onderzoek. Sjoerd van Faassen opent zijn artikel over de betrekkingen tussen J. Greshoff en A.A.M. Stols met de mededeling dat Greshoff eigenlijk nooit over zijn uitgever heeft geschreven. Dat weerhoudt Van Faassen er niet van om een artikel in twee delen te produceren over de dichter en zijn uitgever. Uit zijn stuk blijkt dat Stols zich wél en ook positief over Greshoff heeft uitgelaten. ‘Ik heb als uitgever en vriend heel veel aan Greshoff te danken. De contacten die hij met een groot aantal auteurs voor mij heeft gelegd zijn voor mij van onschatbare waarde gebleken,’ zegt Stols in een ongepubliceerd interview. Greshoff heeft Stols er onder meer toe aangezet om het door hem geredigeerde tijdschrift. De Witte Mier, dat na drie jaar plotseling ophield te verschijnen, opnieuw uit te gaan geven. Dit blad was vooral gericht op de boekverzorging. Johan Polak gaat in Optima ver terug in het verleden voor zijn lezing bij een tentoonstelling van de Stichting Drukwerk in de Marge. Van papyrus en
perkament tot zo ongeveer de Kunera Pers is hij expliciet; in het zelfdrukkende gezelschap waarvoor hij sprak, is hij zo diplomatiek om geen standpunt in te nemen over de huidige stand van drukkerszaken. Het grootste literair-historische speurartikel in Optima is van Ad Fransen. Hij schrijft over de verdoezeling van het politieke verleden van de dichter Wies Moens. In een omvangrijk en rijk geïllustreerd herdenkingsboek over Moens, dat in 1984 in Antwerpen is uitgegeven, blijken alle bijdragen geschreven door auteurs die niet geheel op politiek onverdachte hoogte staan. De hoofdredacteur van het blad Dietsland-Europa bijvoorbeeld, waarin ook de Centrumpartij van zich laat horen, doet zijn best om Moens' collaboratie te presenteren als verzetsheldendom. Maar daar trapt Fransen niet in, hij geeft een duidelijk overzicht van Moens' Dietse en Duitse activiteiten.
EVA COSSEE