Vrij Nederland. Boekenbijlage 1985
(1985)– [tijdschrift] Vrij Nederland– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 15]
| |
Diny SchoutenVan Dorothy Parker - herstel, van Mrs Dorothy Parker (‘Well, you see, there WAS a Mr Parker,’ mompelde ze onbereidwillig tegenover een interviewster die per se wenste te weten waarom het niet Miss Parker was) - weet u als alles in orde is dat ze haar reputatie dankte aan haar scherpe tong. Sommigen weten haar te plaatsen in de ‘Algonquin Round Table’, een vermaard (en ook wel enigszins verwaand) groepje gedistingeerde Newyorkse journalisten, schrijvers en acteurs, dat in de jaren twintig gezamenlijk lunchte, wedijverde in spitsvondigheid en de intellectuele trends zette. Maar u kent in ieder geval twee van haar versjes. Het ene (News Item) registreert meedogenloos de bittere waarheid dat ‘Men seldom make passes/At girls who wear glasses’. Het andere (Résumé) is mogelijk haar zonnigste:
Razors pain you;
Rivers are damp;
Acids stain you;
And drugs cause cramp.
Guns aren't lawful;
Nooses give;
Gas smells awful;
You might as well live.
Er is een boek over Dorothy Parker dat die laatste regel als titel heeft, You Might As Well Live, van John Keats (verkrijgbaar als Penguin). Het is een biografie die nu juist weinig heel laat van Mrs Parkers optimistische conclusie. Dorothy Parker (1893-1967) overleefde twee, misschien drie, serieuze zelfmoordpogingen, en ze zei op haar zeventigste verjaardag (toen het merendeel van haar bewonderaars haar reeds lang dood veronderstelde) tegen een verslaggever: ‘If I had any decency, I'd be dead. Most of my friends are.’ Haar jeugd was verschrikkelijk geweest, maar ze liet er nimmer een woord over los. Ze vond schrijvers die over hun kindertijd schreven vreselijk: ‘Gentle God, if I ever wrote about mine, you wouldn't sit in the same room with me.’ Ze trouwde drie keer, met twee mannen. In 1919 met de toch al obscure Mr (Eddie) Parker, een makelaar in effecten, die na negen maanden uit haar leven verdween. Na haar veertigste kon ze niet met, maar ook niet zonder haar tweede en derde echtgenoot leven. Alan Campbell, Hollywood-acteur, was twaalf jaar jonger, fraai gebouwd, zorgzaam en teder, maar biseksueel. Bij elkaar duurde hun huwelijk negenentwintig jaar. Ze overleefde hem met vier jaar. Van haar minnaars (er waren zo'n drie of vier langduriger affaires) voldeed de ene soort geheel aan haar wensen, die ze ooit formuleerde als: ‘I require only three things of a man. He must be handsome, ruthless, and stupid.’ De andere soort, lief, vol adoratie en trouw, maakte haar nog veel ongelukkiger doordat ze hen minachtte. Voor het verdriet om een abortus, en (toen ze tweeënveertig was) een miskraam, zocht ze vergetelheid in drank en slaaptabletten. Ze bleef eeuwig onzeker over haar werk (drie bundels gedichten en twee bundels korte verhalen, alle met, op één na, morbide titels: Enough Rope, Sunset Gun, Death and Taxes, Laments for the Living, After Such Pleasures. De gedichten werden verzameld in Not So Deep as a Well en alle verhalen in Here Lies). ‘Meretricious,’ noemde ze haar werk, een woord dat geloof ik zowel ‘hoerig’, ‘vals’ als ‘opgedirkt’ kan betekenen. Ze kan geen hoge dunk gehad hebben van zichzelf. Samen met Campbell schreef ze scripts voor Hollywood-films. Uit Keats' biografie vermoed ik dat ze daarvoor het woord ‘trash’ gebruikt zou hebben (‘her opinion of the films and of the stars could not have been sent through the mail’) - de enige titel waarbij men zich nog iets voorstelt is A Star Is Born.
In de tijd van de grote depressie verdienden Campbell en zij $5000, niet per maand maar per week. Geld noch Hollywood maakten haar gelukkig. Een vriend beschrijft hoe ‘Dottie’ tijdens een gesprek plotseling in tranen uitbrak, en op zijn bezorgde vragen antwoordde: ‘I used to be a poet,’ en dat als Alan en zij een feestje gaven, zij bij de voordeur op onnavolgbaar timide wijze en naar het schijnt oprecht verbaasd aan de gasten vroeg: ‘Do you want to meet any of the shits inside?’ Het geld (Keats schat het totaal op iets minder dan een half miljoen dollar en veronderstelt dat ze zich er schuldig over voelde) werd nog sneller uitgegeven dan het verdiend werd. Toen Campbell en zij voor de eerste keer scheidden, in 1947, was er al niets meer over. De ‘jacht op de roden’ maakte dat de naoorlogse studio's voor haar gesloten waren: ze had zich actief ingezet voor de (communistische) ‘Anti-Nazi League’, en weigerde zich daarvoor te verontschuldigen. Het einde was miezerig. Ze sleet haar laatste jaren verwaarloosd, vervuild, en meestal dronken in een tehuis voor alleenstaanden in New York. Genoeg hierover. Dit stuk moest over Parkers humor gaan, en haar biografie is uiteindelijk niets meer dan een vaak vertelde ‘oude geschiedenis’, slechts ‘wem sie just passieret, dem bricht das Herz entwei’. Hoewel... nu ik erover nadenk, breekt niet alle humor het hart in tweeën? De góéde dan, voor ik uitgelachen word om mijn diepzinnige gedachten.
Humoristen 4: Dorothy Parker
| |
HeineIk had toch al Heine ter sprake willen brengen, omdat sommige Parker-versjes aan hem doen denken: ‘A Very Short Song’, bijvoorbeeld, dat toch nog twee coupletten telt: ‘Once when I was young and true,/Someone left me sad - /Broke my brittle heart in two;/And that is very bad.//Love is for unlucky folk,/Love is but a curse./Once there was a heart I broke;/And that, I think is worse.’ Maar Somerset Maugham noemde Heine al, in zijn introductie bij de Portable Dorothy Parker. Die verscheen in 1944, bij de Viking Press, en is bij mijn weten niet meer leverbaar. Er is nu wel een Penguin Dorothy Parker, die dezelfde collectie verhalen en gedichten bevat, plus een keuze uit de (verrukkelijk gemene) theater- en boekrecensies die ze schreef voor Vanity Fair, The New Yorker en Esquire. Wel, dan geen Heine, maar Horatius, al noemt John Keats die ook al. Of Catullus: in Death and Taxes staat een gedicht waarin Lesbia het woord voert, een gedicht dat vooral gymnasiummeisjes leuk zullen vinden. Lesbia vindt dat haar minnaar zanikt over die dode mus, en:... a quarrel or a kiss/ Is but a tune to play upon his pipe./He's always hymning that or wailing this;/Myself, I much prefer the business type.’ Nu we toch met meisjes onder elkaar zijn kan gezegd worden dat satirische verzen als General Review of the Sex Situation, The Lady's Reward, On Being a Woman en Men, extra bevredigend zijn omdat de eenvoudige waarheden over mannen die je van je moeder en je vriendinnen leerde, hier zoveel smaakvoller verwoord zijn. Tevens boosaardiger, want ze kijken verder dan het ‘hem-krijgen’: ‘Be you wise and never sad, / You will get your lovely lad./Never serious be, nor true./And your wish will come to you - /And if that makes you happy, kid/You'll be the first it ever did.’ Misschien omdat de meeste van Parkers gedichtjes (zelf sprak ze nooit over ‘my poems’ maar altijd over ‘my verses’) cynisch en luchthartig commentaar geven over de trivia die desondanks van levensbelang zijn (je vijfendertigste verjaardag, of een satijnen jurk, of een nieuwe ‘beau’) zijn ze altijd als ‘light verse’ beschouwd. In de rubriek van die naam in De Tweede Ronde (winter 1982) hebben er een paar gestaan. Mijn verrassing was dat Parker ook gedichten schreef zónder die pose der luchthartigheid. Zeer hartbrekend zijn The Dark Girl's Rhyme en The Maid-Servant at the Inn. De ‘niet-serieuze’ gedichten verraden een romantisch hart dat de melancholie zoekt te verdrijven door wrede zelfspot. Ik ben op- | |
[pagina 16]
| |
nieuw bang dat ik zal worden uitgelachen om deze platitude. Maar de verhalen! Die zijn allerminst romantisch, noch autobiografisch. Wel zijn het even zovele toppunten van klein menselijk leed, van een gebroken hart tot en met een gebroken nagel. Wat er aan te lachen valt, is dat klein menselijk leed zo belachelijk is. Wat vervolgens droevig stemt. Ze gaan allemaal over mensen met wie je je niet zou inlaten, als je het verhinderen kon, en het is duidelijk dat Dorothy Parker er, ondanks haar compassie, ook zo over dacht. Big Blonde is het allermooist. A Telephone Call, en misschien ook New York to Delroit, kent iedereen want die hebben vaak genoeg in de Margriet gestaan. Minstens zo prachtig: Cousin Larry, The Diary of a New York Lady (over die gebroken nagel), of, heel sentimenteel, Horsie. Veel plot zit er niet in, en Parker had het zelden nodig om iets over haar personages, waaronder heel verkeerde types, te zeggen. Ze spreken voor zichzelf. Eventueel commentaar zit geniepig verstopt, meestal in de adjectieven. Het gepolijste begin van Arrangement in Black and White zou ik niet kunnen vertalen: ‘The woman with the pink velvet poppies twined round the assisted gold of her hair traversed the crowded room at an interesting gait combining a skip with a sidle, and clutched the lean arm of her host.’ Een even eng mens is Mrs Matson, uit Little Curtis, die door haar pas aangenomen zoon ‘mother’ genoemd wil worden, en de gescheiden moeder van Christopher, uit I Live on Your Visits’. Ik had willen zeggen dat ik Parkers verhalen ‘super-vrouwelijk’ vind, maar dat is niet het goede woord. Het zijn, in al hun hang naar tederheid, boze sprookjes. In de biografie vertelt John Keats dat Robert Benchley, Parkers meest trouwe en intieme vriend, haar (na de tweede, morsige, zelfmoordpoging) waarschuwde: ‘Eventually people become the thing they despise the most.’ Aan de verhalen, en niet alleen maar aan de verloedering van Hazel Morse, uit Big Blonde, is op de een of andere manier te zien dat Dorothy Parker bang geweest moet zijn dat het waar was wat hij zei. ■
De meeste van Dorothy Parkers verhalen, gedichten en kranteslukken zijn verzameld in The Penguin Dorothy Parker. Een Nederlandse vertaling van de Verzamelde Verhalen verscheen in 1983 onder de titel Je was geweldig bij Bert Bakker |
|